In de toekomst kunnen we door speciale technieken gezichtsherkenning inzetten voor beveiliging terwijl de privacy optimaal wordt gewaarborgd. Uit onderzoek van het Nederlandse onderzoeksinstituut TNO blijkt dat op dit gebied best veel mogelijk is. Nieuwe technologie kan helpen om de privacy te beschermen.
Het TNO-rapport ‘Privacy bescherming bij niet-coöperatieve gezichtsherkenning’ schetst een positief beeld. Als de juiste methoden en technieken worden ingezet, hoeft de privacy geen bottleneck te zijn. De onderzoekers spreken van een belangrijke mijlpaal.
Ze zijn met name optimistisch over de mogelijkheid om biometrische gezichtstemplates op een veilige manier te vergelijken. Deze technologie heet ‘multi-party computation’ (MPC). Volgens TNO heeft deze technologie inmiddels het stadium van volwassenheid bereikt. De onderzoekers deden een technisch experiment, waaruit blijkt dat de bestaande technologie ook voldoende snel kan werken.
Technische verbeteringen
Op reeds bekende varianten van MPC voor gezichtsherkenning zijn technische verbeteringen mogelijk die de snelheid ten goede komen. Tijdens het experiment kwam verder naar voren dat bij de toepassing snelheid en functionaliteit goed tegen elkaar moeten worden afgewogen. Bijvoorbeeld of deze de mate van gelijkenis moet doorgeven. Een grote matchlist en veel zoekopdrachten drukken de snelheid. Of de technische verbeteringen voldoende zijn, hangt af van de specifieke toepassing.
Opdrachtgevers voor het onderzoek waren de Johan Cruyff Arena Amsterdam, gemeente Amsterdam en de Nederlandse politie. De uitdaging voor TNO was om manieren en technieken te ontwikkelen die het voor veiligheidsorganisaties mogelijk maken om gezichtsherkenning uit te voeren, zonder dat de privacy te veel in het geding komt. Het ging om gezichtsherkenning zonder medewerking van de personen die door camera’s worden geobserveerd. Deze niet-coöperatieve gezichtsherkenning vormt een inherente inbreuk van de privacy. Dat wordt zeker zo ervaren als bij een match een nadelige consequentie volgt.
Zorgvuldig
Volgens TNO moet de beslissing om dergelijke technologie in zulke gevallen in te zetten dus zorgvuldig worden genomen. Daarbij dient men optimaal gebruik te maken van de laatste inzichten om de privacy te beschermen. Het rapport biedt een uitgebreid overzicht van bestaande inzichten, en presenteert een aantal mogelijkheden om die privacy beter te beschermen.
Waar de techniek tekort schiet, zijn extra organisatorische maatregelen tegen misbruik nodig. Soms zijn daar ook weer technische voorwaarden aan verbonden. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk in de architectuur af te dwingen dat bij iedere zoekopdracht een melding zonder persoonsgegevens naar de toezichthouder gaat.
Jammer dat men volledig voorbij gaat aan de juridische implicaties van gezichtsherkenning zoals gesteld in de AVG en de UAVG en de (weinige maar duidelijke) jurisprudentie daaromtrent.
Beste bezorgde burger, dank voor uw reactie. In het rapport wordt per soort toepassing een indicatie gegeven van de mogelijke wettelijke basis. Misschien is dat wat u zoekt?
Denk dat drs. J.H.C. van Rest als TNO onderzoeker voorbij gaat aan de juridische kaders die meesters in de rechten onderzoeken als het om het proportionaliteitsbeginsel aangaande de verschillende rechtsgebieden van strafrechtelijke en civielrechtelijke kaders gaat. Want als er minder restrictieve alternatieven bestaan dan niet-coöperatieve verzameling van biometrische gezichtstemplates welke zo duidelijk om een inherente inbreuk van de privacy gaat om hetzelfde doel te bereiken dan schiet het middel het doel voorbij. Technisch is er veel mogelijk maar maatschappelijk hebben we nog zoiets als het grondwettelijke recht om onbespied te mogen leven, een conclusie die volgens mij gedeeld wordt.
Beste Oudlid, het juridisch kader is uiteraard essentieel. Echter, dit onderzoek is geen juridische analyse over gezichtsherkenning. De onderzoeksvragen van dit specifieke onderzoek gingen dus inderdaad niet over proportionaliteit (staat het middel in verhouding tot de kwaal) en subsidiariteit (is dit het lichtste middel). Desalnietemin worden er in de introductie van het rapport en per beschrijving van een mogelijke toepassing wel korte indicaties van gegeven. Het onderzoek ging (samengevat) over de vraag: “er van uitgaande dat er toepassingen van gezichtsherkenning zijn met een goede juridische basis, welke technieken en methoden zijn er dan (bijna) beschikbaar om de privacy zo goed mogelijk te beschermen? En kunnen we van één van de meest relevante varianten laten zien dat ze nu technische en operationeel haalbaar is?” Overigens geeft de grondwet ook andere rechten dan alleen die op privacy, en zal er dus een afweging gemaakt moeten worden.