Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) ziet in de geslaagde ransomware-aanval op crm-leverancier Blackbaud, waarvan de universiteiten van Utrecht en Delft de dupe werden, vooralsnog geen reden tot maatregelen van rijkswege. De hoger onderwijsinstellingen zijn zelf verantwoordelijk voor de opslag en verwerking van gegevens.
Dit blijkt uit antwoorden op vragen van het VVD-kamerlid Wiersma. Aanleiding waren recente datalekken bij de TU Delft en Universiteit Utrecht waarbij (persoons)gegevens van alumni, donateurs en relaties van Universiteit Utrecht (UU) in handen van hackers kwamen. Van een aantal alumni van de UU werden ook de burgerservicenummers gekaapt. Bij dit incident is een oude back-up van de universiteit uit 2017 bij hackers terechtgekomen. Wereldwijd werd een groot aantal onderwijsinstellingen geraakt.
Wiersma vindt dat de onderwijsinstellingen hadden moeten controleren of bepaalde privacygevoelige gegevens daadwerkelijk nog in het bezit zijn van derde partijen zoals Blackbaud. Het Kamerlid vraagt zich af hoe het softwarebedrijf nog kon beschikken over een drie jaar oude back-up. Wiersma vindt het ook vreemd dat beide universiteiten ruim twee weken later dan Britse universiteiten werden ingelicht over de datadiefstal. Ook vroeg het Kamerlid welke garantie is gegeven dat de buitgemaakte gegevens ook echt zijn vernietigd, nadat Blackbaud losgeld heeft betaald aan de cybercriminelen.
Engelshoven laat al deze kwesties onbeantwoord. Ze volstaat met de opmerking dat volledige veiligheid niet bestaat. En dat hoger onderwijsinstellingen door hun open en transparante karakter kwetsbaar zijn.
Verder wijst ze op een onderzoek dat de inspectie van het Onderwijs uitvoert naar cyberveiligheid op stelselniveau. Begin volgend jaar wordt de Tweede Kamer hierover geïnformeerd. Dan zal de minister ook nader ingaan op de verdeling van de verantwoordelijkheid rondom cyberveiligheid.
Tja, volkomen correct. Al hadden de antwoorden van de minister wat helderder gekund.
Vanuit privacy-optiek (AVG) zijn de betreffende instituten zélf verantwoordelijk. Derhalve in 1e instantie het College van Bestuur en in 2e instantie de Raad van Toezicht. Daarbij wordt het CvB ondersteund door de Functionaris Gegevensbescherming.
Toezicht daarop vindt plaats door de Autoriteit Persoonsgegevens in samenwerking met de Functionaris Gegevensbescherming.
Vanuit IT-technisch oogpunt (o.a. IT-beveiliging) zijn de betreffende instituten eveneens zélf verantwoordelijk. Derhalve in 1e instantie het College van Bestuur en in 2e instantie de Raad van Toezicht. Daarbij wordt het CvB ondersteund door een Universitaire Bestuursdienst, waarin een Directie Information and Technology Services.
Toezicht daarop vindt plaats door het Ministerie, i.c. de Inspectie van het Onderwijs.
Over de tijd zal dus het College van Bestuur van de UU vanuit beide optieken met overtuigende antwoorden en inzichten moeten komen. Die antwoorden en inzichten zullen ook de Raad van Toezicht moeten overtuigen.
‘Sorry’ zeggen zal onvoldoende zijn.