De Europese Commissie had in 2016 de Ierse regering niet mogen dwingen om Apple 13 miljard euro aan achterstallige vennootschapsbelasting te vorderen. Dat oordeelt het Europese Gerecht van Eerste Aanleg in een zaak, aangespannen door Ierland en Apple. De Europese Commissie kan in beroep gaan tegen het vonnis van gisteren.
In augustus 2016 besliste eurocommissaris Margrethe Vestager van mededingingszaken dat Ierland Apple ten onrechte belastingvoordeel had verleend en dat de Ierse regering 13 miljard euro moest vorderen bij het Amerikaanse technologiebedrijf. Het Europese hoofdkantoor van Apple staat in de Ierse stad Cork. Het bedrijf betaalt er volgens de eurocommissaris slechts 0,005 procent belasting, iets wat Apple bestrijdt.
De Ieren waren het niet mee eens met de door Vestager opgelegde naheffing, en Apple evenmin. Zij eisten nietigverklaring van het commissiebesluit. De Amerikaanse regering vond het ook geen goed idee en wilde Apple bijstaan tijdens de rechtszaak. Europa’s hoogste rechterlijke instelling, het Hof van Justitie, wees dit verzoek echter in mei 2018 af.
Niet aangetoond
In september 2019 volgde een hoorzitting over de Europese belastingnaheffing bij het Europese Gerecht van Eerste Aanleg in Luxemburg. De op-een-na hoogste Europese rechtbank, onderdeel van het Europees Hof van Justitie, oordeelt nu dat Brussel niet heeft aangetoond dat Apple door de Ierse fiscus voorgetrokken en ook niet dat het belastingvoordeel 13 miljard euro bedroeg.
Volgens De Telegraaf gaat eurocommissaris Vestager de uitspraak eerst bestuderen voor ze over ‘nadere stappen’ besluit. Ze wijst erop dat het gerecht in eerdere uitspraken heeft bevestigd dat lidstaten bij hun belastingwetgeving de Europese staatssteunregels moeten respecteren. Ook geeft de commissie het gevecht tegen ‘agressief fiscaal beleid’ niet op, aldus Vestager.