De meeste werkgevers waren voor de crisis niet per se voorstander van thuiswerken. Nu worden we min of meer gedwongen om vanuit huis aan de slag te gaan. En wat blijkt? We zijn net zo productief als op kantoor. Of net zo onproductief, het is maar hoe je het bekijkt.
Er wordt gesproken over een revolutie. Het bedrijfsleven is in een machtige zwaai volledig gedigitaliseerd én het fileprobleem is opgelost. Het bevalt zowel organisaties als medewerkers zo goed dat ook na de crisis iedereen thuis blijft werken. Weg met die irritante kantoortuin. Is dit echt zo?
Balans tussen werk en privé
Het idee van thuiswerken is dat je een betere balans hebt tussen werk en privé. In theorie heb je natuurlijk minder of zelfs geen reistijden en zet je tussendoor even de wasmachine aan. Zo houd je een hoop privétijd over en is de wasmand leger dan ooit. In theorie dus.
De werkelijkheid ligt iets anders. Nu de woon- ook een werkplek is geworden, is er geen scheiding meer tussen werk en privé. Voorheen had je nog een moment in de auto of trein dat je mentaal de switch kon maken van kantoor naar thuis en andersom. Nu zit je na het uitschakelen van je laptop binnen enkele seconden aan het avondeten met het hele gezin, terwijl die laatste call nog door je hoofd zoomt. Bovendien is het thuis veel makkelijker om nog even langer door te gaan. Of om na het avondeten toch nog even dat laatste mailtje af te tikken. Meer balans? Ik geloof er niks van.
Het thuiswerkbeleid van bedrijven wordt straks waarschijnlijk wel flexibeler. Standaard een dag of twee in de week – of drie als het zo uitkomt omdat je de loodgieter binnen moet laten – thuis. De andere dagen op kantoor. Waarom? De bedrijfscultuur verandert niet in twee à drie maanden tijd. Bovendien kleven er genoeg uitdagingen aan het thuiswerken. Communicatie blijft bijvoorbeeld een heikel punt. Alles wat je voorheen tijdens één-op-één-gesprekken of vergaderingen besprak, moet nu ineens digitaal. Voor een simpele vraag moet je nu bellen met een collega. Of nog erger, een Zoom-call opzetten. Of je stelt een vraag via Slack of Skype en krijg je een paar uur later een keer antwoord.
Op kantoor gaan veel van dit soort zaken gewoon sneller. Bovendien is de werkvloer de plek waar schoolverlaters de fijne kneepjes van het vak leren door naar meer ervaren collega’s te kijken. Ambitieuze jonge honden vinden er een mentor. Er wordt talent ontdekt en kennis en creativiteit gedeeld. Dit soort situaties zijn digitaal nauwelijks na te bootsen.
Werken vanaf thuis is beter voor de productiviteit, daar is uitgebreid onderzoek naar gedaan (door Stanford professor Nicholas Bloom bijvoorbeeld). Het verschil met de Covid-19 situatie is, dat de kinderen ook thuis zijn als je werkt. En dat schijnt weer slechter te zijn.
Svenja heeft het over teams en bedrijfsculturen maar de piramide van Lencioni leert dat als het fundament niet goed is de rest een gammele contructie wordt. Als een bedrijfcultuur zich kenmerkt als een afrekencultuur dan gaat samenwerking stroef door argwaan naar elkaar. Het zijn de Machiavellistische managers die geen baat hebben bij een hecht team want een verdeeldheid binnen het team houdt ze op de troon, hiërarchische organisaties verander je niet in een paar maanden. Veel bedrijven missen innovatieve kansen omdat ze vast blijven houden aan de loyaliteit van een logo, een logo dat steeds vaker met belastinggeld gered moet worden omdat een betrokkenheid bij het resultaat van het management bepaald wordt door de bonus.
Dezelfde teams maar nu door COVID-19 in een virtuele setting gedwongen is ‘business as usual’ en de opportunisten die denken dat dit het nieuwe normaal gaat worden zullen door de realiteit teleurgesteld worden. Hetzelfde doen maar wel andere resultaten verwachten is zoals Einstein opmerkte waanzin. Nu gaat tweede trede van de piramide van Lencioni om innovatie, de productieve conflicten uit frustratie leveren vaak nieuwe ideëen op terwijl streven naar harmonie leidt tot een berusting in de status quo.
Ik kan er (zoals gewoonlijk) natuurlijk een verkeerd complete kijk op hebben maar veel open source projecten hanteren in meer of mindere mate het model van virtuele teams, teams die bestaan uit werknemers van verschillende bedrijven. En hetzelfde zie ik bij allerlei verenigingen waar een betrokkenheid bij het resultaat eveneens niet bepaald wordt door de bonus. Hier zie ik opmerkelijk veel initiatieven om de samenhorigheid te bevorderen, variërend van virtuele trainingen tot wedstrijden. Laatste is mede mogelijk door de IoT van wearables, een technologische ontwikkeling die de komende jaren de vrijwilligers zal moeten ontlasten omdat we druk zijn met centjes verdienen.