Provincies zouden een belangrijk platform kunnen zijn voor digitale innovatie in de openbare ruimte. Er gaapt namelijk een kloof tussen de abstractie op landelijk niveau en de concrete plannen van gemeenten. Dat zegt Marcel Thaens, cio bij provincie Noord-Brabant. Computable sprak hem over de digitale ambities van de twaalf provincies, de inzet van data in Noord-Brabant en de ai-visie van het Rijk.
Thaens is sinds juni 2018 chief information officer bij provincie Noord-Brabant en ook actief binnen het Interprovinciaal Overleg (IPO). Daarin werken de twaalf provincies samen aan onderlinge kennisuitwisseling en belangenbehartiging naar bijvoorbeeld de rijksoverheid en de Europese Unie. Het IPO heeft sinds kort een Interprovinciale Digitale Agenda (IDA), met onder meer aandacht voor digitalisering en de inzet van data. Binnen deze agenda is Thaens verantwoordelijk voor het thema Data, een van de vier hoofdthema’s.
Kunt u uitleggen waarom provincies de afgelopen tijd meer aandacht geven aan digitalisering en de inzet van data?
Thaens: ‘De Interprovinciale Digitale Agenda moet leiden tot intensievere samenwerking tussen de provincies op onderwerpen die de digitale transformatie raken. En dat is hoognodig. Het is opmerkelijk dat de provincies nog maar zo kort een gezamenlijke Digitale Agenda hebben. Er was er wel een, maar die was niet echt ambitieus. Dat was best vreemd. We erkennen dat digitale transformatie belangrijk is, maar deden als provincies veel te weinig samen op dit vlak. Veel andere bestuurslagen, zoals gemeenten en waterschappen, hadden zo’n agenda al. Doordat we er geen hadden, werden provincies niet gezien als gesprekspartner bij bestuurlijk overleg.
Provincies vormen een logische plek om regionale, digitale innovatie te stimuleren. Het is een middenbestuur waarop behoorlijk wat technologische thema’s samenkomen. Thema’s die groter zijn dat bijvoorbeeld smart city-initiatieven van gemeenten. De kloof tussen de abstractie op landelijk niveau en concrete plannen op lokaal niveau is aanzienlijk. We zouden een platform voor digitale innovatie kunnen zijn.
Er gebeurt enorm veel op het gebied van digitalisering, transformatie en de inzet van data daarbij. Veel bedrijven zijn ermee bezig, maar overheden evengoed. Het is verstandig om stil te staan bij de keuzes die je hebt in dit proces. Voorheen was dit bij provincies veelal onontgonnen terrein.’
Hoe concreet is de gezamenlijke Digitale Agenda?
‘Vooral bij het thema Data zit er veel energie bij de provincies. We hebben een longlist van twaalf provincie-overstijgende dataprojecten opgesteld, waarvan er vijf inmiddels concreet zijn. Zoals het delen van ervaringen met datalabs, waarin beleid en data op een slimme manier worden samengebracht. Sommige provincies zijn daar namelijk al verder mee dan andere. We onderzoeken ook hoe provincies zich aansluiten bij het gemeentelijk initiatief voor uniforme data-ontsluiting, Common Ground. Daarnaast werken we aan een gezamenlijke aanpak voor de top vijftien van mobiliteitsgegevens en voeren we nauw overleg over de governance daarvan.
De Interprovinciale Digitale Agenda betekent overigens niet dat er geen ruimte voor provincie-eigen oplossingen is. We hoeven niet alles met z’n twaalven te doen. Laten we wel slim samenwerken als dit iets toevoegt. Samen kun je veel verder komen. Zo komt er in aanloop naar de Wet Open Overheid veel extra werk op de schouders van de provincies terecht. Als de provincies in groepjes de onderwerpen uit de wet uitwerken en vervolgens delen, scheelt dat veel tijd, geld en moeite.’
U bent cio bij provincie Noord-Brabant. Wat is uw visie op de inzet van data in de provincie?
‘Ik heb net een datavisie geschreven voor de provincie. Verhoging van de maatschappelijke waarde zien we als belangrijkste reden voor digitale transformatie. Het gaat dus niet alleen om verbetering van de efficiëntie. Maatschappelijke waarde, draagvlak en legitimiteit zijn minstens even belangrijk. Als provincie moeten we over zulke onderwerpen eigen keuzes maken, maar we kijken wel naar de kaders van het Rijk. In dat opzicht ben ik heel blij dat ook de rijksoverheid tegenwoordig meer aandacht heeft voor ethiek en privacy. Dit is echt veranderd ten opzichte van enkele jaren geleden.
Naast verhoging van de maatschappelijke waarde vinden wij de beschikbaarheid van open data belangrijk. De provincie heeft samen met de vijf grootste Brabantse gemeenten vastgelegd hoe we omgaan met data die worden gegenereerd in de publieke ruimte. Daarin lopen we voorop in bestuurlijk Nederland. Het was al eerder geïnitieerd door gemeente Eindhoven, samen met gemeente Amsterdam. Maar het houdt niet op met het zetten van een handtekening. We moeten het concreet maken. Dat betekent onder meer dat de beschikbaarheid van open data moet worden opgenomen in onze inkoopvoorwaarden en subsidievoorwaarden. Leveranciers moeten open data garanderen. Dit was tot dusver niet geregeld. Het leidde meermaals tot situaties waarbij leveranciers geld vroegen voor data gegenereerd in de publieke ruimte.
De datavisie van provincie Noord-Brabant schenkt ook aandacht aan ethiek. We hebben afgesproken dat we geen algoritmes gebruiken als ze gevolgen hebben voor mens en bedrijf en we niet kunnen uitleggen hoe besluiten tot stand komen. Als mensen het gevoel hebben dat de bescherming van hun persoonsgegevens in het gedrang komt, dan is het draagvlak snel weg. Dit geldt voor alle gebruik van data en sensoren in het publieke domein. Het moet duidelijk zijn welke data op welke wijze waarom worden gebruikt. Onze digitale spelregels gaan uit van privacy by design.’
Hoe gebruikt de provincie data en artificial intelligence?
‘Laat ik vooropstellen dat harde objectieve data niet bestaan. Alles wat we aan data hebben, is beschikbaar doordat we ervoor kiezen om deze data te meten. Die keuze is in essentie politiek. Bovendien suggereer je met data exactheid. Dit is niet zo, want de informatie is gegenereerd met een model. Je kunt niet suggereren dat je met data de waarheid in pacht hebt. Toch ben ik voorstander van een datagedreven aanpak. Het is goed om te handelen op basis van inzichten, zolang je weet waarmee je bezig bent.
Je kunt data gebruiken om trends te duiden. Als provincie zetten we ze dan ook richtinggevend in. Een actueel thema waarvoor wij dit doen, is de aanpak van stikstofdepositie. Wat weten we van onze natuurgebieden, wat betekent het als we aan de diverse variabelen gaan draaien en wat verandert er als we deze gegevens combineren met andere databronnen?
We zetten data ook in voor mobiliteitsdoeleinden, bijvoorbeeld door te analyseren hoe we de veiligheid en doorstroming op wegen kunnen vergroten. De provincie is bovendien betrokken bij energietransitieprojecten. Ik beschouw de energietransitie namelijk grotendeels als datavraagstuk: hoe match je op slimme wijze vraag en aanbod van energie? Het lastige is dat je energie niet goed kunt opslaan en je dus op het juiste moment de juiste koppelingen moet maken.’
Het kabinet presenteerde in oktober drie afzonderlijke beleidsstukken over het gebruik van data en ai. Zou een allesomvattend beleidsstuk niet beter zijn?
‘Elk document behandelt een dimensie van ai en is geschreven door een ander departement. Het ministerie van Economische Zaken schreef het strategisch actieplan AI, Binnenlandse Zaken schreef een document over de publieke waarden en mensenrechten en Justitie & Veiligheid kwam met een document over waarborgen tegen de risico’s van data-analyses door de overheid. Wat mij opvalt is dat alleen het actieplan ingaat op de kansen en mogelijkheden die de technologie heeft voor de samenleving. De twee andere beleidsstukken zijn veel defensiever van aard.
Het is logisch dat elk departement vanuit zijn eigen beleidsdomeinen naar het thema ai kijkt. Ik vind het daarom niet erg is dat er drie documenten zijn. Uiteindelijk moeten we de verschillende dimensies wel samenvoegen. We moeten er als maatschappij wel iets van vinden. Artificial intelligence in de landbouw is weliswaar heel anders dan in de zorg, maar ai rukt op in alle domeinen.’
De rode lijn in de documenten is de bescherming van de maatschappelijke waarden. In hoeverre kan de overheid deze bescherming bieden?
‘Het probleem is dat de bescherming gevangen is in traditionele wetgeving. Is dit wel realistisch? We weten nu al dat in de toekomst een wirwar van algoritmes in binnen- en buitenland wordt gekoppeld. Het wordt zo complex; hoe houd je dat als overheid uitlegbaar en controleerbaar? Ik heb geen antwoord. Je kunt een ethische commissie algoritmes laten beoordelen, maar is dat ook werkbaar bij toenemende complexiteit?
Wellicht zit de oplossing in de technologie zelf: algoritmes die de bias van algoritmes herkennen en verwijderen. Maar laten we geen illusies hebben. Bias of vooringenomenheid is van alle tijden. Dat zal je nooit helemaal kunnen oplossen met regelgeving en technologie.’
Marcel Thaens (51) is sinds juni 2018 chief information officer bij provincie Noord-Brabant. In de negen jaar daarvoor werkte hij als principal consultant bij het Haagse adviesbureau voor de publieke sector PBLQ. Hij was in diezelfde periode bovendien als professor ICT en Strategisch Innoveren in de Publieke Sector verbonden aan Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR). Eerder was hij partner en managing consultant bij Ordina. Tussen 1986 en 1992 volgde Thaens de masteropleiding Public Administration aan de EUR. In 1998 promoveerde hij aan de Universiteit van Tilburg.