Het kabinet moet snel een visie op de cloud-industrie en een ruimer connectiviteitsbeleid ontwikkelen. Het ontbreken van een visie voor de cloud-industrie kan Nederland opbreken. Ook het connectiviteitsbeleid is onvoldoende.
De Stichting Digitale Infrastructuur Nederland (DINL) en de Dutch Startup Association (DSA) vinden dat het kabinet hier snel iets aan moet doen. De belangenorganisaties roepen de Tweede Kamer op om morgen in het debat over de Nationale digitaliseringsstrategie stil te staan bij deze knelpunten. Het streven van staatssecretaris Mona Keijzer (Economische Zaken en Klimaat) is om Nederland digitale koploper te maken in Europa. Maar dit beleid mislukt volgens DINL en DSA als de strategie niet wordt aangevuld met essentiële onderwerpen.
Volgens Michiel Steltman, directeur van Stichting DINL, beseft het kabinet onvoldoende dat de digitale economie vooral een netwerkeconomie is. ‘Die omvat meer dan technologie en 5G-verbindingen,’ aldus Steltman. Hij licht toe: ‘Op het gebied van kunstmatige intelligentie is het op dit moment alleen mogelijk om te ontwikkelen met cloudservices die worden aangeboden door een handvol buitenlandse partijen. Er is nog geen Europees alternatief voorhanden. Ook is er onvoldoende regie en aandacht voor het tijdig vervangen van internationale zeekabels. Deze digitale handelsroutes zijn essentieel voor de positie van Nederland als datahub. Andere EU-landen zetten fors in op cloud en op de aanleg en het binnenhalen van nieuwe zeekabels.’
Steltman benadrukt dat dit niet de enige thema’s zijn. ‘Door de schaalvergroting van telecombedrijven kiezen die er steeds vaker voor om de routering van internetverkeer via (hun) buitenlandse dataknooppunten te laten lopen. Dat leidt tot tragere digitale diensten en hogere kosten in Nederland. Ook de transitie van IPV4 naar IPV6 heeft te weinig aandacht terwijl die overgang broodnodig is om het internet of things te laten groeien, en Nederland in de top van de internationale digitaliseringslijsten te houden.’
‘Om succesvol te zijn is aanvullend, gericht beleid nodig’, aldus Steltman. De cloud, en ‘andere’ connectiviteit dan 5G vereisen ook de volle aandacht. Die thema’s moeten in het beleid worden verankerd.
Los van deze infrastructurele kwesties signaleert Steltman ook knelpunten ten aanzien van digitale weerbaarheid en cybersecurity. ‘We hebben recent bij de kwestie Citrix gezien dat kwetsbaarheden in systemen tot grote problemen kunnen leiden. Het gaat niet alleen om vitale diensten of de overheid, maar ook om ziekenhuizen en grote ondernemingen.’
De DINL-directeur noemt het pijnlijk dat concrete aanwijzingen voor kwetsbaarheden soms wel bekend zijn bij het NCSC (Nationaal Cyber Security Centrum ) maar door beperkingen in het mandaat niet gedeeld kunnen worden met het brede bedrijfsleven. Het verruimen van dat mandaat is nodig voor het realiseren van een landelijk dekkend stelsel met slachtoffer-notificatie. Organisaties moeten snel op de hoogte worden gebracht van actuele, aangetroffen kwetsbaarheden in zowel de publieke als private sector. Daarnaast zou het helpen als de regie voor de eisen aan cybersecurity wordt belegd bij één departement, bij voorkeur bij Economische Zaken en Klimaat. Steltman: ‘Er is een roadmap veilige hardware en software die daar een uitstekend uitgangspunt voor biedt. Deze roadmap schept duidelijkheid voor bedrijven die nu worden geconfronteerd met een wirwar aan eisen vanuit verschillende ministeries en van elke afzonderlijke toezichthouder.’
Tenslotte vindt Steltman dat Nederland zich in Europees verband te weinig laat horen als het om de digitaliseringsstrategie gaat. Nederland is op veel gebieden koploper, maar speelt in de discussies een bescheiden rol. Andere Europese landen, waaronder Noorwegen, Finland, Duitsland en Luxemburg, maken wel stevig beleid voor een positie als Europese datahub. Duitsland heeft het initiatief genomen voor het versterken van het aanbod van Europese clouddiensten met hun project Gaia-X. Noorwegen zet zich in voor het binnenhalen van zeekabels. Steltman: ‘Nederland kan haar sterke positie behouden in de EU, mits het ook inzet op die expansie.’