Staatssecretaris Raymond Knops (BZK) is er nog niet uit in welke vorm het Bureau ICT-Toetsing (BIT) zijn taken het beste kan uitvoeren. De organisatie krijgt in elk geval ruggensteun tot eind 2020, maar zal tegen die tijd waarschijnlijk zijn ‘geherpositioneerd’. In een Kamerbrief beschrijft Knops drie scenario’s en enkele maatregelen om de daadkracht en onafhankelijkheid van het bureau te behouden.
Zolang de ict-projectbeheersing binnen de rijksoverheid nog niet voldoende op orde is, zal de functie van het BIT ook de komende jaren noodzakelijk blijven, schrijft de staatssecretaris aan de Tweede Kamer. Maar hoe dat invulling krijgt, weet hij nog niet. Knops beslist voor het eind van dit jaar.
De bewindsman ziet voorlopig drie scenario’s: BIT als onderdeel van een ministerie zoals nu, BIT als zelfstandig organisatie binnen de rijksoverheid of BIT als onafhankelijk controle- en adviesorgaan. In het tweede en vooral het derde scenario wordt de ministeriële verantwoordelijkheid voor het toetsingsbureau beperkt.
Bemensing
Ook bekijkt de staatssecretaris de mogelijkheden om de juridische grondslag van het BIT te verbeteren, de samenhang met andere sturingsmaatregelen binnen de rijksoverheid te vergroten en de doelmatigheid van het bureau te bevorderen. Bij deze thema’s moet de bemensing van het BIT ‘een voortdurend aandachtspunt’ zijn, aldus Knops. Hij doet zijn best om te zorgen voor voldoende capaciteit en kwaliteit binnen het bureau, schrijft hij in andere woorden.
Knops had al eerder aangegeven de onafhankelijkheid van het BIT te waarborgen. Dit was nodig, omdat de bureauonafhankelijkheid een terugkerend onderwerp van discussie is. Het BIT publiceerde tientallen kritische rapporten over mislukkende ict-projecten en dat maakt het bureau niet populair in Den Haag. Er wordt achter de schermen veel druk op het bureau uitgevoerd om niet te kritisch te zijn.
Kritisch
Het BIT werd in 2015 tijdelijk ingesteld om ict-projecten bij de rijksoverheid te toetsen. Dit gebeurde naar aanleiding van Commissie-Elias, die onderzocht waarom zoveel overheidsprojecten mislukken. De toekomst van het bureau is nog niet veiliggesteld.
Mede door de onrust en politieke druk vertrokken in de afgelopen periode de bureaumanager en een van de drie toezichthouders. Sander van Amerongen is momenteel als waarnemend hoofd eindverantwoordelijk.
Chronologisch was er al een dashboard uit een eerder parlementaire conclusie waarmee de ICT projecten bij de overheid gecontroleerd zouden moeten worden, gebrek aan kennis bij de Tweede Kamer noodzaakte tot een bureau zoals BIT dat vanaf het begin al worstelde met de onafhankelijkheid. Even terug dus naar conclusies van Elias die luiden:
1. Gebrek aan realiteitszin.
2. Gebrek aan kennis
3. Perverse prikkels
4. Onbestuurbaarheid
5. Geen inzicht in kosten.
De vraagstelling in dit artikel is onjuist, ik ben niet geïnteresserd in de veiligstelling van een bureau maar de garantie van een onafhankelijk advies in het beslissingsproces. Want kritische rapporten leiden – zeker in de politiek – tot een vraag over de objectiviteit, als je de feiten niet kunt weerleggen dan richt je de pijlen op de boodschapper.
Het geeft je te denken dat staatsonderdelen die verbetering nastreven, actief worden tegengewerkt door ambtenaren. Zelfs in zodanige mate dat de buereaumanager en een van de 3 toezichthouders er beter aan denken te doen door te vertrekken.
Je vraagt je af of de macht van deze ongekozen hogere ambtenaren langzamerhand niet teveel in conflict komt met de democratie zelf, zoals onlangs nog te zien was in het proces Wilders en ook of de publieke belangen nog wel worden gediend.
@ED : je kon je zin wel eens krijgen, zowel artikel als kamerbrief stellen de functie als leidend en de organisationele positionering als afgeleide.
Knops zegt in zijn brief “dat de functie van het BIT ook de komende jaren noodzakelijk zal blijven, zolang de ICT-projectbeheersing binnen de Rijksoverheid nog niet voldoende op orde is.”
En “de toekomstige positionering[ [ – ] dient een afgeleide te zijn van de missie, taken en verantwoordelijkheden van de organisatie.”
Daaruit valt af te leiden dat de (advies)functie leidend is en de organisationele inrichting daaruit volgt.
Anderzijds benadrukt Knops de oorspronkelijke “instelling met een tijdelijk karakter, met de uitgesproken intentie om de taken van het BIT op termijn over te laten gaan op de departementale CIO’s,” En “met inachtneming van dat uitgangspunt bezie ik de effectiviteit van het BIT niet alleen in het licht van de kwaliteit van zijn toetsen, maar ook vanuit de bijdrage van het BIT aan verbetering van de ICT-beheersing en het CIO-stelsel als geheel. Ik constateer in dit verband dat de functie van het BIT ook de komende jaren noodzakelijk zal blijven, zolang de ICT-projectbeheersing binnen de Rijksoverheid nog niet voldoende op orde is.”
Knops geeft aan nog in 2019 een besluit te willen nemen over de wijze waarop de functie naar de toekomst toe het beste invulling kan worden gegeven
Dat kan hij politiek wel ‘willen’, maar praktisch kon dat wel eens bij een wens blijven. Hij heeft – tot het Kerstreces – immers nog amper drie maanden de tijd.
Opmerkelijk daarbij is dat de drie geschetste scenario’s nauwelijks inhoud hebben. Deze scenario’s had een op het gebied van verzelfstandiging/privatisering enigszins deskundig ambtenaar in een krap half uurtje neer kunnen pennen. Daar hadden we niet maanden op hoeven wachten. Het tbv. besluitvorming effectief uitwerken van deze scenario’s sec zal aanzienlijk meer tijd vergen.
Daarnaast lopen er nog diverse beleidsonderzoeken rond het BIT. Knops benadrukt dat een gemotiveerde keuze uit deze scenario’s pas gemaakt kan worden ná afronding van deze nog lopende onderzoeken. Waarbij Knops tevens het voorbehoud maakt dat de uitkomsten en aanbevelingen van deze onderzoeken eventueel tot meer, alternatieve scenario’s zouden kunnen leiden.
Ook wil Knops het besluit over de toekomst van het BIT nemen in goede samenhang met de andere sturingsmaatregelen binnen de ‘Strategische I-agenda 2019-2021’.
Kortom, krap tijd, en ik heb het sterke vermoeden dat ‘omstandigheden’ Knops te zijner tijd zullen noodzaken uitstel te melden aan de Tweede Kamer.
Een ‘Goed-Is-Goed-Genoeg’-aanpak – zo kenmerkend voor overheidsprojecten – is niet in het belang van de BIT-functie. Te hopen is dat de Tweede Kamer daar kritisch op zal toezien.
Even een illustratie van de digitalisering bij buitenlandse zaken.
Mijn paspoort was verlopen. Ik woon in Oostenrijk en 220 km ten westen van Wenen.
Vroeger kon ik dat regelen in Linz (50 km), dat ging niet meer want “er was maar 1 vingerafdruk-scanner” alleen in Wenen.
De afspraak maken gaat alleen met Windows/InternetExplorer, een interface dat aan 2000 herinnert, de mogelijke tijden alleen tot 12.00 wat meer als klant-onvriendelijk is.
De mensen aan de telefoon zijn heel vriendelijk maar een afspaak naar 14.00 zetten kost meerdere emails en telefoontjes. Als troost krig ik te horen dat ik nog blij mag zijn, woon je in Perth Australie dan mag je met het vliegtuig naar Sidney.
Waar is daar de digitalisering?
Nu na 5 weken heb ik nog geen paspoort.
Dat beschouw ik als achterlijk.
Misschien kan Hr. Knops wat minder “overleggen” en wat meer verbeteringen in gang zetten, een afspaaksysteem is geen “rocket science”.
Ewout,
Ik begrijp dat je het formeel wellicht niet zo wil brengen, maar ik kan dat iets makkelijker en de meest zinvolle optie lijjkt toch die te zijn waarin onafhankelijkheid zegeviert.
Then again… een onafhankelijke organisatie betaald door de overheid…. dat is de NPO ook.
Pascal,
Ik heb in mijn leven veel verkeerde beslissingen genomen op grond van onjuiste informatie, verkeerde aannames of simpelweg een gebrek aan kennis. Ik ben dus vaak door voortschrijdend inzicht tot de conclusie gekomen dat ik een fout gemaakt had, fouten toegeven is echter niet erg gebruikelijk omdat de boekhouder er direct kosten aan verbindt. De perverse prikkels in punt 3 zullen je duidelijk zijn want een bestuurlijke onfeilbaarheid kent geen excuses omdat daar vaak juridische consequenties aan zitten.
Ewout, ik begrijp de zorgen die je hebt waneer je verantwoording af moet leggen bij de bedrijfjurist.
Hier hink ik wel op twee benen.
Aan de ene kant lijkt het mij voor alle partijen beter als je een fout op tijd toegeeft en het tij nog kan keren voordat er enorme kapitalen in de sloot gekiept worden.
Aan de andere kant lijkt de zachte aanpak ook de reden te zijn waarom de grote jongens keer op keer miljoenen overheidspegels incasseren terwijl de netto output nul is.
Waarom deze cultuur binnen de ambtenarij zo gebruikelijk (en kenlijk in hogere kringen volkomen geaccepteerd is) is mij een raadsel, maar then again ik begeef me ook niet echt in die wereld.
Ik heb in mijn carriere een aantal malen vooraf aangegeven dat een project op de voorgestelde manier wegens diverse gespecificeerde redenen gedoemd was te mislukken.
Een enkele maal heb ik het tij kunnen keren en laten zien dat je met vakkennis een stuk verder komt dan met marketinggelul, een andere maal verlies je het en heb ik besloten het schip te verlaten voordat het water begon te maken.
Mijn vak is immers techneut, niet redder van de wereld !
Pascal,
De rol van de techneut in projecten wordt vaak onderschat waardoor er soms technisch onhaalbare doelen worden nagestreefd maar nog vaker het wiel opnieuw uitgevonden wordt, vaak met een iets andere maatvoering dan de overige wielen zodat het project resultaat leidt tot een nieuwe schoorsteen. Eén van de veel gehoorde klachten binnen de overheid aangaande de ICT gaat dan ook om het onderhoud, driemaal raden wie dat mag doen.
Eén van de conclusie van Elias was een scheefgegroeid salarishuis bij de overheid, het ’too many chiefs and not enough indians’ probleem vertaald zich niet alleen in gebrek aan kennnis aangaande het onderwerp maar ook een tekort aan regie bij uitbesteding. Bij laatste speelt vaak de contractuele inertie omdat meerwerk kosten heeft. Elias was dan ook fout in zijn verwijt naar de markt, het is de overheid die marktwerking manipuleert middels aanbestedingen die gericht zijn op het uitknijpen van de marges.
De perverse prikkels zitten in het feit dat vaak vooraf al bekend is dat de opdracht nooit gedaan kan worden voor het ingeschreven bedrag. Eerlijkheid in aanbestedingen wordt bestraft met als gevolg een glijdende schaal in integriteit doordat de volgende keer de verliezende partijen ook minder eerlijk zullen zijn.