70 procent van de overheidsinstellingen in Nederland wil via de publieke cloud de flexibiliteit verhogen. Echter is het voor twee derde (65 procent) niet duidelijk of dit doel wordt bereikt. Daarnaast wil 41 procent de kwaliteit verhogen, maar dit doel wordt door bijna de helft (47 procent) van de overheidsinstellingen niet behaald.
Dat blijkt uit een onderzoek van adviesbureau Quint. Het ondervroeg organisaties uit de centrale overheid, uitvoeringsorganisaties en andere overheidsinstellingen in Nederland naar het gebruik van de publieke cloud. Computable geeft antwoord op vier vragen.
1. Wat zijn de meest gebruikte leveranciers?
Uit het onderzoek blijkt dat de publieke cloud massaal wordt ingezet bij overheidsinstellingen: driekwart maakt in bepaalde mate gebruik van deze hostingvorm. 40 procent van respondenten gebruikt meerdere ‘public cloud hosting’-leveranciers tegelijk. Microsoft is met zijn Azure-oplossing de meest gebruikte leverancier. Dit wordt bij 70 procent van de respondenten ingezet. Dit wordt op afstand gevolgd door Amazon Web Services (AWS) (29 procent). Slechts 6 procent maakt gebruik van Google Cloud Platform.
2. Hoe zit het met de hybride cloud?
In de meeste gevallen zetten overheidsinstellingen in op meerdere vormen van hosting via de hybride cloud. Zo maakt de helft van de ondervraagden ook gebruik van een private cloud, in een datacenter dat wordt beheerd door een it-dienstverlener. Bijna 40 procent maakt gebruik van een private cloud in een datacenter onder eigen beheer.
3. Wat zijn de grootste belemmering?
Aan respondenten is ook gevraagd naar de drie belangrijkste belemmeringen om de publieke cloud meer in te zetten. Beveiliging en regelgeving is voor 70 procent de grootste hindernis. Dat wordt gevolgd door weerstand van belanghebbenden binnen de organisatie (59 procent), integratieproblemen (41 procent) en vender lock-in (35 procent).
4. Waarvoor wordt de public cloud het meest ingezet?
Het onderzoek toont aan dat de publieke cloud vooral wordt ingezet voor software voor personeelszaken (47 procent) en inkoop (41 procent). Verder gebruikt 18 procent het voor informatievoorziening en nog eens 18 procent voor communicatie.