Het percentage incidenten dat wordt waargenomen vóór of tijdens het incident kan door sensoren groeien. Voordeel hiervan is dat hulpverleners de kans krijgen eerder en bij meer (soorten) incidenten te helpen. Zelfs bij een gelijkblijvend aantal incidenten zal het aantal meldingen stijgen. Hierbij zal het relatieve aandeel van menselijke melders afnemen.
Dit stelt TNO in een onderzoek naar slimme meldkamers.
Hierbij krijgen hulpverleners niet alleen meldingen van personen, maar ook via sensoren als rookmelders en via (semi-)autonome systemen zoals drones of zelfrijdende toepassingen. Verificatie zal zeker bij specifieke, zeer betrouwbare toepassingen, zoals eCall (een veiligheidssysteem in auto’s, red.) van minder belang zijn. Hierdoor neemt ook het aantal meldingen toe.
Er is volgens TNO wel een nadeel: de betrouwbaarheid en volledigheid van die vroege automatische meldingen blijven achter bij menselijke melders. ‘De technologie lijkt beschikbaar om meer accurate metingen te doen (zie eCall), maar het is vaak nog onduidelijk hoe dit tot meer betrouwbare meldingen moet leiden. Samenwerking tussen private en publieke partijen lijkt de beste weg om tot betrouwbare, innovatieve meldconcepten op basis van internet of things (iot) te komen’, aldus de rapporteurs.
Meld-dingen
In het onderzoek wordt niet zozeer gesproken over iot, maar over ‘dingen’ die zaken kunnen melden. Het aantal middelen dat automatisch incidenten kan detecteren en melden, neemt volgens de rapporteurs namelijk in hoog tempo toe. Bijvoorbeeld auto’s die automatisch 112 bellen bij een ongeluk en smartwatches die waarschuwen als de eigenaar hard valt of een ernstige hartritmeafwijking heeft. Het duidingsproces zal hierdoor veranderen, omdat het interpreteren van een melding van een sensor een andere aanpak vereist dan het interpreteren van een gesproken melding.
‘Data – uit meld-apparaten en uit de koppeling met andere databronnen – zal een steeds belangrijke rol spelen in het proces. Dat heeft gevolgen voor de duiding. Waar dit nu vooral mensenwerk is, zullen algoritmen straks steeds meer ondersteuning bieden bij het analyseren van de data en de eerste interpretatie.’
Opvolging op basis van sensordata
Ook de opvolging zal deels berusten op sensordata. ‘Hierbij moeten medewerkers van meldkamers zorgvuldig afwegen welke informatie we aan de opvolgers aanbieden en in welke vorm dat gebeurt. De training van opvolgers moet zich dus richten op de omgang met deze data en de juiste interpretatie ervan. Daarnaast is het ook weer zo dat meld-dingen ervoor kunnen zorgen dat we stappen in dit proces kunnen overslaan. Als de informatie vanuit een meld-ding voldoende betrouwbaar en compleet is hoeven we niet meer op duiding te wachten en kan het meld-ding rechtstreeks een hulpdienst activeren. De meldkamer krijgt dan meer een begeleidende rol op basis van bredere duiding’, aldus de onderzoekers.
Het Nieuwe Melden
Het onderzoek ‘Wie meldt er nog?’ is uitgevoerd door TNO in opdracht van politie, brandweer en ambulance, de Koninklijke Marechaussee en de Landelijke Meldkamer Samenwerking (LMS), als onderdeel van het onderzoeksprogramma Het Nieuwe Melden.