Bijna driekwart van de Nederlandse ziekenhuizen heeft een chief medical information officer (cmio) aangewezen. Voorzitter van het landelijk CMIO Netwerk, Iris Verberk, vertelt over de rol van cmio’s, welke onderwerpen er op de agenda staan en hoe de samenwerking tussen ict’ers en artsen verloopt. ‘Ict-leveranciers houden vaak onvoldoende rekening met de praktijk.’
In de zorg gaan de ict-ontwikkelingen razendsnel: epd’s, digitale uitwisseling van uitslagen en patiëntgegevens, patiënten die via apps metingen delen, inzage in het eigen dossier via een online-portal en een groeiend aantal digitale toepassingen dat gegevens direct verwerkt in systemen. Eén probleem: artsen en ict’ers spreken vaak een andere taal.
Inmiddels heeft bijna driekwart van de ziekenhuizen in Nederland dan ook een cmio aangewezen.
Ze vervullen die rol vaak naast hun werk als arts. Iris Verberk, voorzitter van het landelijk CMIO Netwerk, is internist-nefroloog (specialist in de behandeling van nierziekten) in het Rotterdamse Maasstadziekenhuis en cmio. Ze vertelt dat de cmio in staat is techniek en praktijk te verbinden en
invulling te geven aan de digitalisering in het ziekenhuis. ‘De cmio vervult een brugfunctie tussen ict en business, met name op strategisch en tactisch, maar ook soms op operationeel niveau. Hij levert een belangrijke bijdrage aan inbedding van technologie in de zorg.’
44 CMIO’s
In 2018 is het aantal cmio’s dat is aangesloten bij het netwerk flink gegroeid; het telt nu 53 cmio’s, eind aart 2018 waren dat er 44, licht Verberk toe. Ze omschrijft de rol van cmio als belangrijke ‘sparringpartner’ voor ict’ers en collega’s in de zorg. Samen met de medische staf, cio en het bestuur van het ziekenhuis vindt regelmatig overleg plaats over ict- en digitaliseringskwesties. Soms heel specifiek over de invoering en inbedding van een nieuw systeem op de werkvloer, maar ook op meer strategisch niveau, bijvoorbeeld over het ontwikkelen van een digitale strategie die nodig is om de ambities van het ziekenhuis te verwezenlijken. Met de cmio heeft de zorgprofessional een stem in de dagelijkse praktijk van digitalisering in ziekenhuizen.
Verberk stelt dat zo’n tachtig procent van de cmio’s in Nederland formeel benoemd is. Het toont volgens haar aan dat besturen van ziekenhuizen het belang van de functie inzien. Bovendien legt ze uit dat het werk van een cmio geen taak is om er even bij te doen. ‘Gemiddeld zijn cmio’s anderhalf tot twee werkdagen per week bezig met hun rol als ict- en zorgspecialist. Daar hoort een formele aanstelling en honorering bij.’
Wie is de CMIO?
De rol van het netwerk is naast onderlinge kennisuitwisseling ook het behartigen van de belangen van medisch specialisten richting landelijke gremia als het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) en de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ), maar ook richting softwareleveranciers. Volgens Verberk zijn er door het netwerk flinke stappen gezet op het gebied van leveranciers-management. ‘Er is hard gewerkt om samen met onder andere VWS de noodzaak voor open standaarden en interoperabiliteit bij leveranciers onder de aandacht te brengen. Deze partijen nemen ons serieus. Wij hebben namelijk veel kennis van zorg én ict.’
Wie zijn die cmio’s? Uit onderzoek van het expertisecentrum voor digitalisering in de zorg, Nictiz, in maart 2018 blijkt dat er opvallend veel zogenoemde beschouwende artsen – internisten, kinderartsen en intensivisten – zijn onder de cmio’s. Volgens Verberk komt dat omdat die groep van oorsprong veel met informatiebronnen werkt en vaak vanuit de dagelijkse praktijk als arts al een visie heeft ontwikkeld op het verbeteren van de verwerking van al die data in die verschillende systemen. ‘Maar er zijn ook ‘snijders’ (jargon voor onder meer chirurgen- red.) bij het netwerk’ aangesloten’, voegt Verberk toe.
‘Zij hebben hun eigen aandachtspunten, waardoor we als netwerk een integrale visie kunnen vormen en uitdragen, die aansluit bij het gehele zorgproces.’ Van de cmio’s binnen het netwerk heeft ongeveer de helft van huis uit een sterke binding met ict. Ze hebben een ict-opleiding gevolgd of soms zelfs in de ict gewerkt. De andere helft bestaat uit klinische dokters die door ontwikkelingen in hun vak zijn aangemoedigd om meer te doen met ict.
Verberk zelf behoort tot die laatste groep. Zij ontwikkelde samen met haar ict-afdeling een algoritme,
ingebed in het epd, ter preventie van contrast-geïnduceerde nierfunctie-achteruitgang. Verberk: ‘Contrast wordt veel gebruikt bij radiologische ct-onderzoeken en juist patiënten met een reeds gestoorde nierfunctie lopen hier een hoog risico op. Door mijn ervaring met de betekenis
van beslisondersteuning voor de patiëntenzorg, ben ik steeds meer betrokken geraakt bij wat er op ict-vlak allemaal gebeurt.’ Ze volgde net als veel andere cmio’s bijscholing. Voor haar was dat een
master Health Informatics aan de Universiteit van Amsterdam, waarmee ze haar kennis vergrootte en
een betere gesprekspartner werd voor zowel de business als ict’ers.
Kritiek
Een belangrijk punt dat voor 2019 op de agenda van het CMIO Netwerk staat, is de verbetering van de informatie-uitwisseling in het veld. Dat sluit aan op in december 2018 door minister Bruno Bruins (Medische Zorg) aangekondigde plannen waarin de overheid sterker wil sturen op standaardisatie en uitwisseling in de zorg-ict. Het kabinet wil zorginstellingen stapsgewijs verplichten om op een eenduidi-ge manier digitale gegevens met elkaar uit te wisselen via wettelijke regels voor standaarden en taalgebruik.
Daarbij zijn door Nictiz tien processen vastgesteld waarmee de digitale gegevensuitwisseling is te starten. Dat zijn bijvoorbeeld ambulanceoverdracht, acute verloskunde, verpleegkundige overdracht en ziekenhuisoverdracht, medicatie, beelduitwisseling en ketenzorg bij chronische aandoeningen. Verberk: ‘Vanuit het netwerk vinden we het vervelend dat de minister niet aan zorggebruikers een prio-lijst heeft gevraagd en alleen aan Nictiz. Hier hebben we een brief over gestuurd.‘ Dan opnieuw kritisch: ‘Hoewel Nederland een welvarend land is met een goed zorgsysteem lopen we ten opzichte van andere landen in Europa achter in de uitwisseling van medische gegevens’, refereert Verberk aan 2008, het jaar waarin de stekker uit het landelijk epd ging. Ze noemt onder meer de uitwisseling van beeldvormend onderzoek als een groot knelpunt.
‘Het is lastig dat er nog steeds geen landelijke uitwisseling mogelijk is van radiologische beelden. Als een Groninger bijvoorbeeld op vakantie in Zeeland iets overkomt, en het is nodig beelden te bekijken en te vergelijken met historisch gegevens uit zijn dossier, bijvoorbeeld een ct-scan, dan moeten die op een dvd worden gezet en per koerier worden aangeleverd. Er zijn wel standaarden voor opslag van deze data, maar er is nog veel onduidelijkheid over het vastleggen van de gespecificeerde toestemming van de patiënt en ook een landelijke digitale infrastructuur ontbreekt.’
Verberk vervolgt: ‘Ik wil als arts mijn beelden direct kunnen vergelijken met de historische gegevens. Dat moet dan natuurlijk wel op een manier kunnen die aansluit bij het zorgproces. Ik moet tijdens mijn spreekuur gemakkelijk kunnen inloggen en niet eerst tien minuten moeten wachten voordat ik, met een patiënt tegenover me, bij die gegevens kan. Dat zijn naast de technische uitdagingen zaken die aandacht behoeven: de inbedding in de klinische praktijk is voor goed gebruik minstens zo belangrijk
als de techniek, anders staat er een product dat niet gebruikt wordt.
De praktijk van PGO’s
Volgens Verberk vergeten ict-leveranciers bij implementaties regelmatig rekening te houden met de praktijk. De techniek is te vaak leidend, terwijl er onvoldoende gekeken wordt naar de zorgpraktijk.
Ze is bijvoorbeeld kritisch op de weg die door patiëntenfederatie NPCF is ingeslagen op het gebied
van pgo’s (persoonlijke gezondheidsomgevingen), digitale omgevingen waarin de patiënt zijn uitslagen
inziet en een overzicht heeft van onderzoeken en medische verslagen. ‘Het idee is dat de patiënt in de
pgo alles bijhoudt. Het is op zich een mooi middel, maar dat is lang niet voor iedereen weggelegd. Hier in Rotterdam-Zuid merken we dat het voor laaggeletterden en allochtonen vaak lastig is om zo’n patiëntenportaal te benutten. De digitale vaardigheden en kennis van gezondheid zijn in mijn ervaring anders dan het gemiddelde niveau waarmee VWS rekening hebben gehouden. Het idee dat pgo’s dé oplossing zijn voor alle patiënten is een misvatting. Ook hier is de aandacht voor de gebruiker
van wezenlijk belang.’
Ze legt uit dat een patiëntportaal, los van vragen over bijvoorbeeld de technische integratie van systemen en data, ook praktische vragen oproept. ‘Met alleen maar alles ‘openzetten’ ben je er niet. Dan gooi je data over de schutting zonder context en daar kan een patiënt vaak weinig mee. Je moet die gegevens ook duiden.’ Ze legt uit dat het soms pittige discussies oplevert tussen artsen, ict’ers en het bestuur. ‘Het gaat vaak ook om verandermanagement. Wanneer deel je de uitslagen van belangrijk onderzoek met de patiënt zonder toelichting van de arts, hoe transparant wil je als organisatie zijn, hoe geef je goede context, en hoe regel je dat in met je poliklinische bezoeken? In het Maasstad Ziekenhuis zijn we uiteindelijk in één jaar gefaseerd teruggegaan van een vertraging van zeven dagen naar 24 uur zodat ook de medisch staf hieraan kon wennen. Ook moet de patiënt een bewuste klik ofwel beslissing maken om de uitslagen in te kunnen zien, waarbij aangegeven wordt dat het kan zijn dat de arts nog geen context heeft kunnen aanbrengen bij wat deze uitslag nu daadwerkelijk voor de patiënt betekent.’
Ook naar het groeiende aantal apps voor zelfmonitoring kijkt Verberk kritisch: ‘Het is een mooie manier om grip te krijgen op de gezondheid, maar wat is de waarde op de langere termijn? Blijft een patiënt, als het nieuwe er vanaf is, die app gebruiken? Voor sommige chronische patiënten geldt bovendien dat ze helemaal niet elke dag bezig willen zijn met hun ziekte.’
De cmio krijgt hulp van de cnio
Verberk ziet dat cmio’s in de praktijk steeds meer samenwerken met verplegend personeel. ‘Daar speelt, zeker in verband met schaarste op de arbeidsmarkt, digitalisering ook een steeds grotere rol. Door administratieve werkprocessen te automatiseren en hen digitaal te ondersteunen, moeten ook zij meer tijd overhouden voor patiëntzorg.’ Ze wijst op de opkomst van de chief nursing information officer (cnio).
Op dit moment zijn er zo’n twintig cnio’s actief in Nederlandse ziekenhuizen. Verberk: ‘Je ziet dat er nu nog veel met papier wordt gewerkt, wat daarna overgenomen wordt in het epd, waardoor een dubbele administratie ontstaat. Dat kan slimmer en efficiënter. Maar ook hier geldt: technisch kan er veel, maar het is nog een hele klus om het goed in te bedden in de praktijk.
(Dit artikel staat ook in Computable Magazine 2019/nr.2)
CMIO Netwerk NL
Het CMIO Netwerk is in 2015 opgericht. Een groep van vier artsen die elkaar ontmoette bij de Himss-conferentie, een grote medische beurs in de VS, richtte het netwerk op. Inmiddels bestaat de club uit 53 leden. Ze organiseren symposia, onlinefora, presentaties en netwerkbijeenkomsten. En zijn een aanspreekpunt voor andere belanghebbenden in de zorg zoals het ministerie van VWS, Nictiz, Federatie medisch specialisten en ict-leveranciers.
Zorg & ICT 2019
Iris Verberk is spreker tijdens Zorg & ICT. Tijdens haar presentatie Verbinden en vertalen: de noodzaak van een CMIO en CNIO, gaat ze samen met Christine Aberson, information officer bij Noordwest Ziekenhuisgroep, in op de rol van de cmio (chief medical information officer) en de cnio (chief nursing information officer). Aberson werkte jarenlang in de VS en maakt een vergelijking met de zorg in de VS.
Wilt u meer weten over de laatste digitale ontwikkelingen in de zorg? Breng dan een bezoek aan Zorg & ICT 2019. De beurs vindt plaats in Jaarbeurs Utrecht van 12 tot en met 14 maart. Registreren kan via de site.
Zou het niet handig zijn om een aantal medisch informatiekundigen in deze organisatie op te nemen? Zij worden letterlijk opgeleid als een brug tussen ict en zorgverleners.