Het is niet langer een punt van discussie of alle applicaties naar de cloud moeten overgaan dan wel in een eigen datacentrum (dc) moeten blijven. Beide hebben hun voordelen. De hybride coud, waarbij de (publieke) cloud wordt gecombineerd met on premise opslag, is het beste model voor innovatie.
Het tegelijk werken in beide omgevingen vormt nog een behoorlijke uitdaging. Nergens uit zich dat probleem meer dan in de datalaag. Data vormen het hart van de applicatie. Niet applicaties maar data zijn de constante factor.
Dit bleek tijdens een ronde tafel die Pure Storage in Amsterdam hield. Volgens Theo van Teylingen, directeur van deze opslag-leverancier in de Benelux en Noord-Europa, is het verkeerd om applicaties centraal te stellen. Want die zijn wat hij noemt ‘vluchtig’. Google bijvoorbeeld introduceert jaarlijks 350 nieuwe ‘enterprise applications’. Maar tegelijk worden 170 applicaties overboord gegooid. Van Teylingen: ‘Vroeger waren data een afgeleide van de toepassing. Nu vormen ze het grootste bezit. Bedrijven die hun data in waarde kunnen omzetten, hebben de toekomst.’
Daarom is het zo belangrijk dat data ongehinderd van de ene vorm van opslag naar de andere kunnen bewegen. Het gebrek aan integratie tussen de cloud en on premise opslag vormt een belangrijke hinderpaal voor de mobiliteit van applicaties. Het is niet gemakkelijk om een brug te slaan.
Cloud-kloof
Thans is sprake van een ‘cloud-kloof’. De cloud is niet specifiek gebouwd voor de behoeften van grotere ondernemingen die nog met traditionele applicaties werken. Hun infrastructuur is echter niet zo gebruiksvriendelijk als de cloud. Anderzijds werken applicaties die vanuit de cloud zijn gebouwd, vaak minder goed ‘on premise’. Eén enkele opslagstructuur die het implementeren van applicaties zowel in het eigen datacentrum als in de publieke cloud mogelijk maakt, is de oplossing.
Pure Storage is bezig haar datacentrische architectuur uit te breiden naar de cloud. Als eerste wordt een uniforme hybride cloud mogelijk voor Amazon Web Services (AWS). Hierbij wordt het mogelijk snel en efficiënt applicaties in en uit de cloud te brengen. Dit vergroot naar eigen zeggen de veerkracht en het weerstandsvermogen. Als er iets uitvalt, kunnen ondernemingen snel en flexibel aanpassingen doen. Verder biedt zo’n architectuur een flexibele, locatie-onafhankelijke toegang tot data. Verwacht wordt dat deze diensten rond de zomer algemeen beschikbaar worden. Dit aanbod beperkt zich niet to AWS. In de toekomst volgen soortgelijke diensten voor Azure en Google Cloud.
Van Teylingen ziet niet alleen voor de meer traditionele grote ondernemingen een markt maar ook voor jongere bedrijven die helemaal in de cloud zijn geboren. Die hebben enorme hoeveelheden data verzameld die heel snel moeten worden verwerkt waardoor de behoefte ontstaat aan eigen opslag. Willie Appel, onafhankelijk it-adviseur en futuroloog, sloot zich daarbij aan. Binnenkort zijn er twintig miljard IoT-apparaten die zorgen voor een enorme opslagbehoefte. Om realtime te kunnen handelen en snel te kunnen innoveren moet opslag in de cloud naadloos samengaan met opslag in eigen datacentra. Ook de toepassing van kunstmatige intelligentie vraagt daarom.