Het is een open deur dat internet niet meer weg te denken valt uit ons dagelijks leven. En ook dat het niet meer alleen mensen zijn die via internet met elkaar zijn verbonden. Dat geldt in toenemende mate ook voor apparaten. De grens tussen de online- en fysieke wereld wordt daarmee diffuus en die ontwikkeling zien we terug in de contacten tussen overheid en burgers. Zegt Corien Prins, voorzitter van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), in haar gastcolumn voor GOV-magazine van Atos, hieronder integraal overgenomen.
‘Als we onze auto parkeren, betalen we de gemeente daarvoor vaak niet langer bij de parkeerautomaat op straat, maar met behulp van een online-applicatie. Daarbij wordt die applicatie veelal ook nog eens beschikbaar gesteld door een commerciële aanbieder. Nog een illustratie: niet alleen burgers ‘zitten’ op sociale netwerken. Dat geldt ook voor de overheid. Talloze publieke instanties maken gebruik van Facebook om laagdrempelig in contact met burgers te staan. Zo zijn er talloze voorbeelden die tonen dat digitalisering behalve de samenleving ook de overheid beïnvloedt.
In dit alles staan we slechts aan de vooravond van wat er kan of gaat veranderen. Immers, wat ontwikkelingen als artificial intelligence (ai) en (slimme) gezichtsherkenning precies zullen betekenen – bijvoorbeeld voor de relatie tussen overheid en burgers – valt nog nauwelijks te overzien. Dat we alle implicaties (nog) niet scherp op het netvlies hebben, wil niet zeggen dat we de techniek en toepassingen daarvan op hun beloop moeten laten.
Lange traditie van rapporten
De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) heeft een lange traditie van rapporten over hoe digitale technologie de samenleving verandert en wat dat betekent voor beleid. Al in 1998 (Staat zonder land) signaleerde de raad dat digitalisering leidde tot grensoverschrijdende netwerken en minder mogelijkheden voor overheidssturing. In 2011 was de kernboodschap van het rapport iOverheid dat de digitale overheid forse inspanningen vereist om de rechten van burgers tegenover publieke instanties gestand te doen. In het rapport Big Data in een vrije en veilige samenleving (2015) bepleitte de WRR nieuwe spelregels om de mogelijkheden van big data te benutten en tegelijkertijd de fundamentele rechten en vrijheden van burgers te waarborgen.
Al deze ontwikkelingen steunen op een mondiale digitale infrastructuur, waar nationale overheden maar beperkt greep op hebben, aldus het rapport De publieke kern van het internet (2014). Door verzwakking of uitval van delen van die infrastructuur kunnen burgers, bedrijven en overheden wereldwijd worden geraakt. Om dit te voorkomen is ‘flow security’ essentieel, aldus Veiligheid in een wereld van verbindingen (2017). In 2019 zal de WRR een policy brief uitbrengen over de rol en verantwoordelijkheid van de overheid bij digitale ontwrichting; daarnaast wordt gewerkt aan een door de regering gevraagd advies over ai en publieke waarden.
Waarden als veiligheid en privacy
Bij de inzet van digitale technologie valt het grote belang op van waarden als veiligheid en efficiëntie – en gelukkig steeds vaker ook privacy. Maar dit zijn niet de enige waarden die in het geding zijn. Zeker niet als het gaat om de uitvoering van publieke taken. Neem bijvoorbeeld de rechtsbescherming van burgers, die onvoldoende is aangepast aan de digitaal vernetwerkte overheid. Burgers moeten regelmatig aankloppen bij individuele overheidsorganisaties om hun rechten uit te oefenen of bezwaar te maken tegen een besluit dat langs digitale weg is genomen. Wanneer overheidsorganisaties AI gaan gebruiken zal de navolgbaarheid van besluiten verder afnemen. Burgers mogen niet in de knel mogen komen wanneer de overheid besluit haar communicatie, dienstverlening en uitvoering van beleid langs digitale weg af te handelen.
In een gedigitaliseerde samenleving verdient rechtsbescherming voor burgers andere en nieuwe vormen. Dit gegeven geldt in feite voor elke nieuwe toepassing die we introduceren: voortdurend zullen we ons moeten afvragen welke publieke waarden we daarmee beogen te bevorderen. Deze waarden liggen immers geenszins vast, maar zijn de uitkomst van een maatschappelijk, technologisch en ook politiek proces dat in de volle breedte gevoerd moet worden.
Digitalisering is grensoverschrijdend
Belangrijk is dat we ons daarbij niet langer kunnen verschansen achter nationale grenzen. Digitalisering is in essentie een grensoverschrijdend fenomeen. De afhankelijkheden die hierdoor ontstaan zullen we opnieuw moeten overdenken. We kunnen niet meer zonder het internet, zonder de diensten van grote technologiebedrijven en zonder buitenlandse aanbieders van de grote en kleine softwareonderdelen waarop onze maatschappelijke processen draaien. Juist vanwege de groeiende verwevenheid zullen we het debat over digitalisering en publieke waarden ook steeds vaker moeten voeren in Europees en internationaal verband. Vraagstukken rond de governance van het internet, cybersecurity, de bescherming van vitale infrastructuur, certificering van het internet of things (IoT) en ai zijn te groot om alleen op te lossen.
Belangrijk is daarom dat politiek en parlement zich proactief opstellen en proberen de richting te beïnvloeden van de gedachtevorming over digitaal beleid, zowel in Brussel als daarbuiten. Hier doet zich echter een spanning voor. Enerzijds zijn de ontwikkelingen inherent grensoverschrijdend. Anderzijds willen we als Nederland ook de eigen waarden en belangen die we belangrijk vinden blijven koesteren en kunnen garanderen. Bovendien moet Europese wetgeving ook nationaal kunnen ‘landen’.
Aansprekend verhaal vergt heldere visie
De overheid zal burgers en bedrijven mee moeten krijgen in ontwikkelingen zoals ai, in het bijzonder wanneer ze daar zelf gebruik van maakt. Dit vraagt om een oprecht en aansprekend verhaal dat vertrouwen wekt. De overheid zal moeten voorkomen dat de retoriek van de angst het debat overneemt: ‘onze keuzevrijheid staat op het spel, onze banen komen op de tocht, enzovoort’. Niet meedoen brengt hoge kosten met zich mee. Ook zal de overheid misplaatst optimisme moeten adresseren, dat ertoe kan leiden dat geïnvesteerd wordt in toepassingen die uiteindelijk niet wenselijk blijken. Nodig is een eerlijk en evenwichtig beeld van kansen en uitdagingen en een overheid die snelheid maakt wanneer dat wenselijk is maar ook bereid is af en toe flink op de rem te trappen.
Zo’n verhaal is niet mogelijk zonder een heldere visie op de betekenis van technologie voor de samenleving, nu en op de langere termijn. Inmiddels is er een gezamenlijke strategie voor digitalisering van drie ministeries. Dat is een belangrijke stap voorwaarts. Maar digitalisering vereist meer dan ‘piecemeal-beleid’ gericht op privacy, innovatie of machine learning. Digitalisering vraagt om een visie die het geheel van veranderingen als uitgangspunt neemt en kijkt vanuit overkoepelende vraagstukken die spelen over verschillende domeinen heen. Zo kan het op afstand upgraden van software – bijvoorbeeld bij auto’s of in de medische sector – leiden tot feitelijk nieuwe producten die niet voor de Nederlandse markt zijn goedgekeurd. Heeft de overheid daar voldoende greep op?
Sterke drijvende krachten
Zonder heldere visie zijn het vooral de unieke kansen enerzijds of de schaduwkanten van technologie anderzijds die het debat gaan bepalen. En zijn het bedrijfsleven en wetenschap die bepalen welke technologieën op de markt komen. Publieke waarden als efficiëntie en veiligheid zijn hierbij veelal sterke drijvende krachten, terwijl andere waarden, zoals autonomie, gelijke kansen en inclusiviteit pas achteraf in beeld komen. In het ergste geval: als het leed al is geschied of als de kosten van aanpassing nauwelijks nog zijn op te brengen.
We zullen dus niet alleen moeten nadenken over de technologie zelf en de nieuwe vormen die het telkens aanneemt, maar vooral ook over de samenleving waarin die technologie een plek moet gaan vinden. Welke richting willen we dat het opgaat met de iSamenleving, welke publieke waarden vinden we daarbij belangrijk en moeten worden geborgd? Eerder dan een slimmigheidje, een handig middel tot een doel is technologie immers vooral een kracht die de samenleving en de overheid verandert.
En daarover moeten we met z’n allen het gesprek voeren.
Deze gastcolumn is ook te lezen in GOV magazine nummer 15 van Atos.
Profiel
Corien Prins is sinds 1 april 2017 voorzitter van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). Zij is als hoogleraar Recht en Informatisering verbonden aan de Tilburg Law School van de Tilburg University. Sinds 2009 is zij lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW).