In mijn vorige blog beschreef ik al wat performancetesten en het populaire televisieprogramma Wie is de Mol met elkaar gemeen hebben: het gevaar van tunnelvisie. In deze blog kijk ik naar de gelijkenis tussen De Rijdende Rechter en ketenmonitoring. Want ook hier is een opvallende vergelijking te maken.
Wekelijks gaat Mr. Frank Visser op pad om hoogoplopende conflicten op te lossen tussen de gewone man en vrouw in Nederland. Als onafhankelijke derde partij probeert hij zo objectief mogelijk een kwestie op te lossen. Als performancespecialist kijk ik graag het kunstje af van Mr. Visser. Want als er performanceproblemen zijn, is het absolute noodzaak om alle componenten zo objectief mogelijk te bekijken.
De blame game
Steeds meer bedrijven maken gebruik van bedrijfskritische applicaties die door grote SaaS-partijen gehost worden in de cloud. Het is hierbij lang niet altijd vanzelfsprekend dat de applicatie naar tevredenheid presteert. De gevolgen van een trage of zelfs onbeschikbare applicatie zijn groot. Bij de ingebruikname van belangrijke applicaties worden standaard sla’s overeengekomen. Onder deze afspraken vallen bijvoorbeeld beschikbaarheidspercentages en regels over hoe lang een eventuele verstoring mag duren. Met behulp van technische monitoring kan dit door zowel de klant als de leverancier in de gaten worden gehouden. Maar in de praktijk blijken deze afspraken onvoldoende. Eindgebruikers ervaren toch traagheid, de oorzaak van verstoringen blijken onduidelijk of de applicatie bezwijkt op drukke momenten.
En dan begint het spel: de blame game. De leverancier geeft aan dat alle lampjes op groen staan en ook andere leveranciers (van bijvoorbeeld het netwerk, applicatie, storage, e cetera) voldoen aan de sla. Geen van de leveranciers voelt zich verantwoordelijk om het op te lossen. Wanneer meerdere leveranciers betrokken zijn in een keten, neemt de kans op verstoringen echter snel toe. Wanneer component A en B elk 10 procent onbeschikbaar mogen zijn en de applicatie voor een goede werking afhankelijk is van beide componenten, dan is de kans op onbeschikbaarheid dus A+B=20 procent.
De uitkomst
End-to-end monitoring biedt de mogelijkheid een einde te maken aan de blame game. Dit houdt in dat alle onderdelen in de keten gemonitord vanuit het perspectief van de eindgebruiker en daarmee aangetoond kan worden of ze van verstoring last hebben. Niet alleen interne componenten worden meegenomen, maar ook componenten van leveranciers. De onafhankelijke derde partij, de Rijdende Rechter, kan uit end-to-end monitoring extra inzicht in de keten krijgen en hiermee een oordeel vellen. De juiste leverancier kan dan ‘schuldig’ bevonden worden met gegronde bewijslast. En zo is iedere performancespecialist de Rijdende Rechter, want zoals Mr. Visser altijd zei: ‘Dit is mijn uitspraak en daar zult u het mee moeten doen’.
Om de keten end-to-end te monitoren moet de leverancier wel toestemming geven om de performance van hun applicaties te meten. Dit geven ze liever niet aan hun klanten, omdat dit een gecompliceerde relatie oplevert: degene die jouw diensten afneemt, is gelijktijdig degene die klaagt en toegang tot de applicaties wil. Leveranciers staan dan ook liever Mr. Visser te woord dan een van hun klanten.
Wil je dus dat de gehele it, ook de uitbestede delen, optimaal functioneert? Dan is het belangrijk dat de gehele keten end-to-end wordt gemonitord en er dus objectief kan worden vastgesteld waar de verstoring plaatsvindt. Ook als dit bij de leverancier is. Kom je hier zelf niet uit met de leverancier? Dan schakel je natuurlijk de Rijdende Rechter in.