Steun van de Europese Structuur- en Investeringsfondsen (Esif) moet beter ingezet worden voor de verspreiding van digitale technologieën. Dit blijkt uit een onderzoek in opdracht van het Europees Parlement naar de Digitale Agenda en cohesiebeleid, zo meldt de website Neth-er.eu.
Het was de commissie regionale ontwikkeling van het Europees Parlement dat de werking van het Esif-fonds tegen het licht hield. Het doel was te onderzoeken wat de bijdrage van de Esif is aan de digitale agenda van de EU.
Het Esif-fonds moet problemen zoals de digitale kloof aanpakken en krijgt daarvoor in de periode 2014-2020 een budget van bijna 21,5 miljard euro. ‘Problemen in de bestuurslaag’ echter houden die ambities tegen. ‘Zo is er bijvoorbeeld onduidelijkheid wie er verantwoordelijk is voor digitale vaardigheden en onvoldoende coördinatie voor het gebruik van ict voor het tegengaan van klimaatverandering’, meldt Neth-er.
De studie toont aan dat er qua digitale inspanningen nog wel een en ander verbeterd kan worden, zo schrijven de makers. Ondanks een sterke research-basis en een bloeiend ecosysteem rond startups, loopt Europa achter op landen als de VS, Japan en Zuid-Korea, vooral wat betreft geavanceerde ict-infrastructuur en de doorbraak van ict-producten en -diensten, vooral bij kmo’s (mkb-bedrijven). Er zijn ook nog grote verschillen tussen verschillende Europese landen waardoor de Europese digitale markt gefragmenteerd wordt.
Van de digitale investeringen van Esif gaat zo’n zes miljard euro naar ict-infrastructuur, gevolgd door investeringen in e-governement, digitale skills en e-inclusie. Slimme steden en smart grids vertegenwoordigen zo’n twintig procent van de investeringen. Het meeste geld voor it gaat, net zoals de andere Esif-fondsen, naar landen in Zuid- en Oost-Europa.