Rijkswaterstaat gaat vanaf 2020 voor het plannen van hoogtemetingen gebruik maken van satellietdata. Op basis van die gegevens kunnen nauwkeurig de bewegingen van objecten en het aardoppervlak worden gedetecteerd. Door die data te koppelen aan historische NAP-data (Normaal Amsterdams Peil) krijgt Rijkswaterstaat vroegtijdig inzicht in waar de bodem zal zakken, stijgen of gelijk blijft. Computable stelde vier vragen aan de afdeling Centrale Informatievoorziening over die inzet van satellietdata.
Wat verandert er precies?
We gaan de hoogte niet op een andere wijze meten, dat blijft waterpassing (landkundige meting) op basis van NAP. We gaan wel gerichter metingen doen zodat de algehele betrouwbaarheid van de peilmerken omhoog zal gaan.
Nu voeren we elke tien jaar hermetingen uit van de peilmerken. In de praktijk betekent dit dat we elk jaar planmatig een tiende van alle 35.000 peilmerken hermeten. Globaal gezien is dat een provincie per jaar.
Door deze planmatige aanpak komt het voor dat wij peilmerken hermeten maar dat deze nauwelijks in hoogte zijn veranderd en hermeting dus nog niet nodig was. Maar, het komt ook voor dat een hoogte al meer dan de vooropgestelde tolerantie was veranderd. Om in de toekomst niet meer alles te hermeten willen we op basis van satellietdata, zogenoemde InSAR-gegevens, juist daar meten waar we afwijkingen verwachten of zien in de hoogte.
Wat is InSAR?
De informatie die we hiervoor gaan gebruiken bestaat uit de deformatiegegevens vanuit een nationaal InSAR-bestand. InSAR of radar interferometry is een techniek waarbij radarbeelden (afkomstig van bijvoorbeeld de satelliet Sentinel 1 uit het EU Copernicus programma) gestapeld worden en zeer nauwkeurig hoogteverandering in kaart gebracht kunnen worden. Zo krijgen we inzicht in waar Nederland beweegt in hoogte. Met deze informatie kunnen we in de toekomst gericht bepalen waar we de hoogte weer opnieuw moet worden gemeten. Deze beide geodetische technieken zijn aanvullend aan elkaar én aanvullend op de bestaande meettechnieken die worden toegepast bij het NAP, het waterpassen dus.
De grootste ontwikkeling op korte termijn is het informatiegestuurd waterpassen op basis waarvan we de absolute hoogtes van de NAP-peilmerken bepalen.
Hoe gaan jullie satellietdata inzetten?
De afgelopen jaren zijn er veel technologische ontwikkelingen geweest, ook op geodetisch vlak. Zo zijn er steeds betere waterpasinstrumenten op de markt verschenen en ook vanuit de ruimtevaarthoek zijn nieuwe geodetische technieken ontwikkeld.
Satellietnavigatie of gnss, beter bekend is de Amerikaanse variant gps, is in staat om naast locatie ook hoogte te meten. Helaas kan deze techniek, na correctie, realtime slechts binnen enkele centimeters nauwkeurig meten waar het NAP zelf op millimeter niveau wordt bijgehouden. Afhankelijk van de toepassing kan het meten met een gps-systeem dus afdoende zijn, maar voor nauwkeurige metingen blijft waterpassen noodzakelijk.
Naast de realtime toepassing van gnss wordt door het Kadaster het agrs-referentiesysteem onderhouden. Hier worden op vaste locaties in Nederland vol continue metingen gedaan. Deze tijdreeksen zijn wel bruikbaar als aanvulling op het NAP omdat ze informatie geven over de beweging van het Europees continentaal plat. Rijkswaterstaat wil in 2018 binnen het hele land InSAR-informatie gaan uitvragen. De eerste leveringen daarvan zullen in 2019 zijn waarna wij vanaf 2020 onze meetstrategie op basis van deze informatie plaats willen invullen.
Welke ict-partijen zijn er betrokken?
In het verleden zijn diverse haalbaarheidstudies uitgevoerd om het gebruik van de InSAR-techniek in kaart te brengen. In de loop der jaren zijn er enkele Nederlandse partijen die zich hebben gespecialiseerd in deze techniek, naast een aantal buitenlandse marktpartijen. In het kader van een landsdekkende deformatiekaart hebben wij in 2017 een marktverkenning uitgevoerd over het kunnen processen en/of controleren van INsAR op nationaal niveau.
Onderstaande bedrijven hebben hierop gereageerd:
- 3vGeomatics
- PPO.Labs/Norut
- (S[&]T) Sensar
- Tre/Altamira
- CGG
- Airbus Defence and Space
- MDA Surveillance and Intelligence
- Dares Technology
- SkyGeo (voorheen Hansje Brinker)
- Imagem/Panitek
- Geomatic Ventures (GVL)
- BeeSense
200 jaar NAP
Op 18 februari 2018 bestond het Normaal Amsterdams Peil (NAP) tweehonderd jaar. Rijkswaterstaat is verantwoordelijk voor het NAP en controleert regelmatig of de dijken en duinen nog wel hoog genoeg zijn ten opzichte van het NAP. De invoering van het NAP kan volgens Rijkswaterstaat gezien worden als een Nederlandse uitvinding van wereldformaat. Het is tevens het startpunt om voor het hele land op een vergelijkbare basis te werken aan ons nationaal watermanagement.
Rijkswaterstaat: ‘Al vanaf de Middeleeuwen worden in Nederland waterhoogten gemeten. Nationaal watermanagement werd pas mogelijk toen koning Willem I op 18 februari 1818 per Koninklijk Besluit het Amsterdams Peil (AP) invoerde: hét referentievlak voor hoogtemetingen in heel Nederland. Het Amsterdams Peil is later omgedoopt tot Normaal Amsterdams Peil. Invoering van het NAP was een belangrijk moment in de Nederlandse watergeschiedenis. Zonder het NAP had Nederland er tegenwoordig misschien wel heel anders uit gezien. Het is immers de basis voor het vastleggen van waterstanden en de hoogte van de dijken, en daarmee belangrijk voor onze bescherming tegen overstromingen. Meer dan 60 procent van ons land is daar gevoelig voor.’
18 februari 2018 is een mini-symposium georgansieerd over tweehonderd jaar NAP. Meer info over de geschiedenis van NAP is te vinden op deze site van Rijkswaterstaat.