Soms ben ik echt benieuwd wat er in een artikel staat. Bijvoorbeeld als het de titel ‘De drie beste it-banen in 2018’ heeft, want dan ga ik er even echt voor zitten. Alistair Cox, ceo bij recruiter Hays, gaf in een artikel met deze titel aan wat volgens hem de beste ict-banen in 2018 zijn.
Twee van de drie banen waren te voorspellen, namelijk de datagestuurde en kunstmatige intelligentie-jobs en uiteraard de GPDR-specialist. Maar welke ook even in de top drie stond was de traditionele softwareontwikkelaar. Ik wist niet eens dat dit een functie was.
Bril, vet haar en t-shirt
Wat is dat, een traditionele softwareontwikkelaar? Heeft hij ook een speciale kledendracht? Waarschijnlijk de traditionele softwareontwikkelaars-kledingdracht: dikke bril, vet haar en een t-shirtje dat hij vier dagen aan heeft. Of is het gewoon een traditionele man die op de Veluwe woont, zondags niet winkelt en doordeweeks softwareontwikkelaar is?
Er werd uiteraard bedoeld een ontwikkelaar die traditionele software bouwt. We hebben inmiddels traditionele software. Net zoals je ook traditionele eikenhouten meubelen hebt. Ze gaan nooit kapot en blijven gewoon doen waarvoor je ze oorspronkelijk hebt gemaakt. Waarom zou je ooit anders willen?
Functioneel ontwerp
Ik hoop daarom ook dat de traditionele softwareontwikkelaar nog lang blijft bestaan. Al was het maar dat hij af en toe een demonstratie geeft in bijvoorbeeld het Openlucht Museum in Arnhem. Dat we er dan met z’n allen omheen gaan staan en dan naar elkaar knikken. En dat dan ook iemand even de term ‘functioneel ontwerp’ laat vallen en dat we dan een discussie krijgen in welke periode dat ook al weer viel. Die demonstratie begint uiteraard wel een half uur te laat, de entree is een tientje duurder dan aangekondigd en je krijgt slechts de helft te zien van wat men beloofde wat je zou zien. Maar het is dan ook traditionele software.
Ooit was er een tijd dat in Oisterwijk de beste tafels werden gemaakt. Je kon er aan koffie drinken, je huiswerk maken, er samen aan eten, er op staan om een peertje te verwisselen, de hond trimmen. En als er een krasje op kwam dan was dat niet erg of je schuurde het op, beetje olie of lak en het zag er weer tip top uit. Er werd grif voor betaald. Marketingbudgetten waren niet nodig, het verkocht zichzelf. Toch werd het een museumstuk en terecht want het markeerde groot vakmanschap. De nar liep door het museum en spotte met de oude tafel. Dat zag er toch niet uit!
De nieuwe trend was een tafel die elke week van kleur veranderde afhankelijk van het gemoed van de gebruiker, niet te duur en ja natuurlijk moet het ook alle andere eigenschappen hebben die erbij horen. De eisen even opschrijven vond men niet nodig, dat duurde te lang. De meubelmaker had zich ondertussen verdiept in andere materialen en technieken. Had zijn werkplaats vol liggen met de meest veelzijdige materialen en gereedschappen. Toch was de klant vaak niet tevreden. De tafel kleurde inderdaad mee, ja dat werkte zoals afgesproken, maar als de hond er op sprong dan wiebelde de tafel en eigenlijk was de maat iets te groot voor de kamer. Toen bedacht de meubelmaker Scrum en Lean. Dat zou de tevredenheid van de klant verhogen. Het bleek een geweldig marketinginstrument. De opdrachten stroomden binnen. De meest creatieve tafels werden in elkaar gezet. Maar na een jaar begonnen klanten ontevreden te worden. Het was toch niet helemaal wat ze verwacht hadden en ja het voldeed toch niet meer aan de eisen van de tijd. De nar betrad weer zijn podium, vermaakte zijn publiek en spotte met de meubelmaker.
Het probleem is dat de klant ook eigenlijk niet weet meestal wat voor tafel ze willen hebben en dat de eisen continue wijzigen door mode grillen.