Innovatie is prachtig. Het maakt een organisatie efficiënter en concurrerender. In veel branches is het zelfs een noodzaak om mee te kunnen blijven doen, vooral omdat de toegepaste ict-ontwikkelingen een moordend tempo blijven aanhouden. Maar vaak wordt vergeten dat innovatie een enorme invloed heeft op je organisatie.
Dat begint al bij de werknemers. Naast het feit dat steeds meer werk wordt weg-geautomatiseerd, krijgen zij opeens andere functies op hun bord. En daar zijn ze niet altijd klaar voor.
Wie bijvoorbeeld twintig jaar geleden in een bibliotheek werkte, hoefde niet veel meer te kunnen dan boeken sjouwen en papieren-indexen bijhouden. Maar klanten kunnen steeds meer documenten en manuscripten digitaal aanvragen, en de indexen zijn ondergebracht in complexe ict-systemen die dynamisch communiceren met systemen van andere bibliotheken.
Andere vaardigheden
Dat vergt compleet andere vaardigheden van het bibliotheekpersoneel. Niet alleen moeten ze archieven kunnen bijhouden, maar ook met informatiesystemen om kunnen springen. Daarnaast moeten ze bekend zijn met standaarden en opslagformaten. Nu al is het bijvoorbeeld moeilijk om documenten opgeslagen in Lotus of Wordperfect weer te lezen, dus moeten die worden omgezet. En ze moeten in staat zijn met leveranciers en partners te communiceren.
Daar blijft het niet bij. Waar iedereen zich in het verleden kon toeleggen op één rol binnen de organisatie, vraagt innovatie van iedereen dat ze meerdere petten op kunnen zetten. Je voert niet meer alleen uit wat van je wordt gevraagd, maar moet ook mee kunnen denken over technische of juridische consequenties van bepaalde acties. Ook dat vergt een bepaalde flexibiliteit die niet iedereen gegeven is.
Dat is allemaal voelbaar in de arbeidsmarkt. In de eerder genoemde bibliotheek moet je onderhand minimaal hbo achter de kiezen hebben, terwijl mbo in het verleden ruim voldoende was. Die verschillen zijn moeilijk te overbruggen. Bijscholing kent zijn grenzen. Een deel van de bestaande werknemers zal in staat zijn om nieuwe taken onder de knie te krijgen, maar een deel ook niet. In veel gevallen betekent dat, helaas, ontslag. En omdat het ‘eenvoudige’ werk elders ook verdwijnt, wordt het steeds moeilijker voor hen om aan de slag te gaan.
Minder zuur
Voor hoger opgeleiden zijn de druiven dus minder zuur dan voor mensen die hebben gekozen om snel aan het werk te gaan. Het gaat dan niet eens om de rauwe kennis die iemand heeft. Sterker nog, mensen die vroeg zijn ingestapt in de arbeidsmarkt hebben in hun niche vaak meer kennis dan een afgestudeerde heeft in zijn vakgebied. Maar hoger opgeleiden hebben in de regel wel meer flexibiliteit en capaciteit om nieuwe dingen snel aan te leren.
Het zijn echter niet alleen de gewone werknemers die bij innovatieslagen alles voor de kiezen horen te krijgen. Leidinggevenden vergeten vaak de rol die zij moeten spelen tijdens het innovatieproces. Het is hun taak om het team klaar te stomen voor de veranderingen die op korte en middellange termijn gaan plaatsvinden. Daarbij is het belangrijk dat ze zelf het initiatief nemen, want geen enkele goedbedoelende externe adviseur kan precies aangeven wat het allerbeste is voor je organisatie. Het is dus het hele team dat door innovaties wordt geraakt.
Managers zullen dus ook echte verandermanagers moeten worden. Achterover leunen en over de rug van teamleden een vernieuwing doorvoeren is er niet meer bij. Dat is niet alleen om het welzijn van je werknemers te waarborgen. Het gaat om het welzijn van de hele organisatie. Omdat innovaties steeds vaker de kernactiviteiten van de organisatie raken, kan een mislukte innovatie uitdraaien op een grote ramp. Voor de werknemers, maar ook voor de hele organisatie.
Als de innovaties ervoor zorgen dat de gebruikers van de innovatie (bijv. de bibliothekaris in het verhaal) een moeilijker / complexer takenpakket krijgt, doen we dan niet iets verkeerd?
Het doel van innovatie is toch om het leven van zo iemand eenvoudiger te maken, niet complexer?