In Nederland hebben we recentelijk verkiezingen gehad. Het volk heeft gesproken, zo heet het – waarna een bijna recordaantal partijen in de Tweede Kamer zitting neemt. De meest populistische partij is de tweede van het land en de gevestigde orde prijst zich rijk dat de partijen in het centrum niet zijn gemarginaliseerd.
Ook in de verschillende buitenlanden zijn verkiezingen geweest. Het patroon is in veel landen hetzelfde: de samenleving is enorm in beweging en sommige bevolkingsgroepen hebben het idee dat ze buiten de boot dreigen te vallen. Die mensen stemmen op partijen of personen die een beleid propageren, die de onderbuik goed doet voelen, maar waarvan iedereen met een beetje nadenken ook kan aanvoelen dat het niet zal gaan werken. Zo beloofde miljardair Donald Trump dat als hij aan de macht zou komen alle Amerikaanse auto’s weer in Amerika door Amerikanen gemaakt zouden worden. Beloften om vooral de arbeiders te paaien die in de afgelopen decennia werkloos zijn geworden. Die arbeiders krijgen echt hun oude baan niet terug, auto’s worden allang hoofdzakelijk door robots in elkaar gesleuteld, maar Trump is mooi wel gekozen tot de machtigste man van de wereld. Dat heet populisme. Dat is een bijverschijnsel van onze democratie. Net als een maximaal vergezicht van ongeveer vier jaar.
Even voor het nageslacht, mocht iemand dit stuk over een paar honderd jaar teruglezen: we leven in een zogeheten democratie waarin we elke vier jaar stemmen op een partij die ons veel belooft, de mooiste dingen voorspiegelt dus. Pas na vier jaar mogen we als volk pas weer onze mond open doen en opnieuw onze stem uitbrengen. Deze manier van democratie is min of meer uitgevonden toen het nog niet zo snel ging, in de tijd van paard en wagen. Later werd het systeem verder ‘geperfectioneerd’. De laatste belangrijke aanpassing was aan het begin van die vorige eeuw, toen ook vrouwen mee mochten gaan doen. In Nederland gebeurt het stemmen anno 2017 trouwens nog steeds met potlood, maar dat is een minor detail.
We zijn de tijd van paard en wagen ontgroeid en op Twitter, LinkedIn, Facebook retweeten, sharen en liken we ons een slag in de rondte. We leven in een connected society en in tegenstelling tot onze voorouders kunnen we heel makkelijk over veel zaken in onze steeds groter sociale omgeving meepraten en meebeslissen en doen dat ook. Het voelt vreemd voor ons, burgers, dat de invloed op hen die boven ons gesteld zijn, ons bestuur, in al die jaren ongeveer hetzelfde is gebleven. Onze gevoelde betrokkenheid is zo afgenomen en de bestuurders zijn relatief steeds verder weg komen te staan. Het is bijna blasfemie, oké, maar waarom sleutelen we niet wat vaker aan onze democratie? Waarom bijvoorbeeld dat stemmen eens in de vier jaar? Waarom mogen mensen tussendoor hun stem niet wijzigen? We kunnen daar morgen al mee gaan experimenteren want we hebben allang de techniek om dat beter en veilig aan te pakken, ondanks wat alle criticaster beweren over privacy en security. De e-democratie is een logische en onvermijdelijke volgende stap. Het Griekse dorpsplein gewoon op het net.
Een goed begin zou kunnen zijn dat we over bepaalde zaken ‘proefreferenda’ houden. Niks bindend, maar burgers kunnen anders denken dan bestuurders, en daar mag best vaker een goede dialoog over gevoerd worden. Protesten op het Malieveld zijn niet meer nodig. Laat burgers gewoon vaker hun mening geven. Mensen kunnen ook zelf initiatieven indienen waarover dan de rest van Nederland een mening kan geven; of kan steunen en niet steunen. Een stemming heeft dan niet de ongemakkelijkheid van een Oekraïne-referendum, maar is eerder vergelijkbaar het stemmen op een plaat uit de Top 2000. Het volk van Nederland mag dan ook bepalen hoe belangrijk zo’n burger-idee is. Partijen in de politiek kunnen zo’n idee adopteren en er daadwerkelijk mee aan de slag gaan. En als een idee door de bevolking in de top-tien gestemd wordt, dan moet de regering er iets mee. En als het idee niet opgepakt wordt, dan moeten bestuurders wel heel duidelijk aangeven waarom niet.
Uiteraard moeten mensen zich wel verdiept hebben in de materie waarover ze stemmen. Wellicht is er een combinatie mogelijk van het stemmen en het gelijktijdig inzichtelijk maken van de issues. Alle informatie moet ook gewoon beschikbaar zijn en dan is ook nog een online-test mogelijk. Wat weet je nu werkelijk van de materie? Met online-stemmen zijn de mogelijkheden oneindig. Burgerparticipatie ontstaat op vele gebieden en eindelijk krijgt de politiek dan die zo innig gewenste, directe relatie met de burger. Het middel is op elk bestuurlijk niveau inzetbaar. Van straat- en wijkniveau tot op landelijke en supranationale schaal. Wellicht ooit zelf op mondiale schaal.
Dit artikel is eerder gepubliceerd in Computable-magazine #4 van 2017.
Het valt me op hoeveel reacties dit artikel uitlokt.
Waarom zou je een paar miljoen mensen laten stemmen als een representatieve steekproef (een “panel”) uit de stemgerechtigden hetzelfde resultaat geeft?
Stel per issue een panel samen door uit het bevolkingsregister willekeurig een aantal (300?) namen van stemgerechtigden te trekken. Haal deze mensen bij elkaar, informeer ze, presenteer de voors en tegens en laat ze stemmen.
Geen gekonkel met “als jij dit goedkeurt, keur ik later van jou dat goed”, geen ongeïnformeerd stemmen op basis van onderbuikgevoelens; heel concreet: het gaat alleen om dit ene onderwerp.
Het idee is oud (de Grieken deden het lang geleden al zo), er is veel meer over te vertellen.
Ik verwijs u graag naar David van Reybrouck, Tegen verkiezingen (Bezige Bij). Heel interessant, een mooi opgebouwd betoog en geschreven in prachtig Nederlands.
@Karel van Zanten
Omdat dat de council van 500 in het oude Griekenland eigenlijk de voorloper is van de senaat, waar men nu weer vanaf wil. Wat we nog wel zouden kunnen overnemen van de Grieken is het “ostracisme”.
“Gemiddeld werd er om de 9 dagen een algemene vergadering gehouden, waarbij zo’n 5.000 of 6.000 mannen aanwezig waren.Het bestuur van de polis kon dus allerlei wetsvoorstellen doen. Maar soms waren de mensen ontevreden, omdat bijvoorbeeld het stadsbestuur een verkeerde beslissing had genomen. Dan bestond er een maniertje om iemand uit het bestuur weg te stemmen. Dit systeem heet het “ostracisme”. Alle stemmende mannen mochten op een potscherf de naam van een bestuurslid krassen. Alle potscherven (“ostraca”) werden geteld. De naam die het meeste voorkwam, moest de stadstaat voor 10 jaar verlaten.”