60.000 smartphones, 4.000 tablets en wifi op alle politiebureaus. Het is één van de recente innovatiemaatregelen die de politie neemt om de digitale verbinding met de samenleving te versterken en haar werk veiliger, effectiever en eenvoudiger te maken. De maatregelen leiden tot een verhoogde dienstverlening aan burgers, partners en collega’s, stelt politiekorpschef Erik Akerboom.
Met de smartphones en tablets is ‘blauw op straat’ verbonden met de systemen die op het politiebureau staan. Met de smartphone kunnen ze bijvoorbeeld een kenteken natrekken, met de tablet aangiftes opnemen.
‘Politiemensen zijn enthousiast over mobiel werken, dus we willen graag door op die ontwikkeling. Maar het brengt ook nieuwe vraagstukken met zich mee. Met die telefoon heb je de politiesystemen binnen handbereik, maar daar hoort een nieuw arrangement bij. Want mag je ook de buurvrouw natrekken? Of het vriendje van je dochter? Dit impliceert dat we kaders moeten stellen aan professionaliteit en integriteit en nieuwe gedragsregels moeten opstellen. Dit is een illustratie dat het politiewerk écht indringend wordt geraakt door die enorme technologische ontwikkeling.’
Bodycams en broedplaatsen
De innovatiestrategie omvat meer initiatieven. Zo experimenteert de politie de komende twee jaar grootschalig met bodycams (wat dragen die bijvoorbeeld bij aan waarheidsvinding en aan strafrechtelijke bewijsvoering?). Omdat data van sensoren en van internet belangrijke informatie leveren teneinde ongewenst gedrag te stoppen of om als bewijs te dienen voor misdrijven, worden ‘broedplaatsen’ ingericht waar data en technologie bij elkaar worden gebracht; zoals sensing, cloud, big data, digitaal-forensisch onderzoek, kunstmatige intelligentie, cybercrime en realtime-intelligence. Een concreet voorbeeld hiervan is het Fieldlab Dienstverlening in de Eenheid Oost-Nederland. Daar wordt het contact tussen politie en burger verbeterd en vernieuwd door bijvoorbeeld de applicatie Mijnbuur.
Ook wordt de samenwerking gezocht met wetenschappers om beter informatie uit in beslag genomen smartphones en computers van verdachten te kunnen halen. De politie begint daarvoor het project Politielab met Amsterdam Data Science.
Akerboom vertelt dat gedurende z’n carrière in het veiligheidsdomein zijn beeld van het omgaan met veiligheid en data door verschillende incidenten is beïnvloed. Werd politiewerk eerder vooral bepaald door rechercheren en reconstrueren, tegenwoordig – en volgens de korpschef hebben aanslagen sinds 2001 daaraan bijgedragen – spelen predictive profiling (het onderkennen van criminele activiteiten in de voorbereidingsfase) en predictive policing (het voorspellen van criminaliteit) een belangrijke rol. De politie maakt meer en meer gebruik van data-analyse om delicten sneller op te lossen of zelfs te voorkomen. De politie van de toekomst is een politie die patronen van criminelen kent en herkent en daarop anticipeert, zei Akerboom al eerder.
‘De politie is een informatiefabriek. Regie op eigen data is noodzaak. Onze it-visie is gebouwd op het samenbrengen van informatie en het snel toegankelijk maken, analyseren en gebruiken van die data’, aldus Akerboom. In de kern gaat het om het creëren van ‘continue vernieuwing’, met als doel de integriteit en veiligheid van ons land te blijven waarborgen.
Digitale werkelijkheid en wetgeving
De verbeteringen en vernieuwingen zijn hard nodig want criminaliteit krijgt steeds meer een digitaal karakter. Akerboom spreekt van een verschuiving van de zichtbare naar de onzichtbare criminaliteit. ‘Criminelen maken meer en meer gebruik van goed versleutelde communicatiemiddelen en zetten steeds meer techniek in bij het afschermen van de organisatie van hun misdaad. Voor het opsporingswerk wordt het digitale aspect steeds belangrijker. Het is nodig dat we de hele it en informatievoorziening binnen de politie daarop toesnijden.’
Hij zegt dat data van sensoren en van internet voor de politie belangrijke informatiebronnen zijn. Deskundigen verwachten een explosieve toename van het aantal sensoren in apparaten tot vijftig miljard stuks in de komende vijf jaar. Sensoren in vervoersmiddelen, televisietoestellen, thermostaten maar ook sportkleding met wearables produceren data. Een deel van die data is geschikt voor de politie in het kader van preventie of als bewijs voor misdrijven. Echter, het huidige Wetboek van Strafvordering dateert van 1926 en voorziet hier niet in. Akerboom spreekt zijn zorg uit over de toekomstbestendigheid van de door de minister voorgestelde modernisering van het wetboek. De politie is van mening dat daarin onvoldoende fundamenteel is nagedacht over de inpassing van de reeds gaande en toekomstige digitalisering van de samenleving, exponentieel groeiende hoeveelheden data en het daarbij behorend juridische kader. ‘De wetgever worstelt in de wetsconcepten met de nieuwe digitale werkelijkheid. Het lukt nog niet goed om in die nieuwe werkelijkheid een balans te vinden tussen bescherming van de privacy en het belang van een slagvaardige en effectieve opsporing en criminaliteitsbestrijding. Procedures en checks & balances die in die wetgeving horen te staan, moeten op de toekomst zijn toegesneden’, aldus Akerboom.
Privacy en professionaliteit
Een ander aspect is de privacywetgeving. De korpschef stelt dat politiewerk en privacy nogal eens tegenover elkaar worden geplaatst. Dat hoeft niet, zegt hij, als met die balans op een zorgvuldige manier wordt omgegaan. ‘De politie is niet de vijand van de privacy, wij zijn ook de hoeder van de privacy. Ik weet dat als we ons niet als de hoeder opstellen, we binnen de kortste keren in een vervelend gesprek zijn met onze eigen burgers. Dat zou het vertrouwen aantasten en dat past niet in onze democratie. Natuurlijk zullen wij, onder voorwaarden en toetsbaar, de privacy schenden van verdachten. Dat is de aard van ons werk. Waar die balans ligt, is een politieke vraag. Maar ik vind dat wij in staat moeten zijn om risicoduiding te kunnen geven waar dat op zijn plaats zou zijn en waar minder. Dus onze professionele opvatting zou wel degelijk bij dat gesprek horen.’
Hij constateert dat steeds meer overheidsdiensten zich verzamelen rondom het veiligheidsvraagstuk. ‘Minder van belang is wie nu precies wat doet. Maar van belang is dat je er samen aan werkt. De succesvolle projecten zijn die waar wordt samengewerkt. Daarin moeten we informatie uitwisselen, in arrangementen, samen met de professional in het veld en dan is de vraag: hebben we ons nou de mogelijkheid verschaft om die informatie uit te wisselen en zo ja, onder welke condities? Het instrumentarium daarvoor is wetgeving. Ik geloof in het uitgangspunt dat we optreden als één overheid, waarbij politie informatie wordt gedeeld conform de Wet politiegegevens (Wpg). Daar hoort ook bij dat er belletjes afgaan als een jongen van achttien jaar tien huizen op zijn naam heeft staan. Of als iemand een uitkering heeft en een horecavergunning aanvraagt. Of dat iemand een paspoort kan aanvragen terwijl er sprake is van een openstaande straf… Als we daarin succesvoller willen zijn, dan is het zaak dat we ook als één overheid gaan samenwerken.’
Samenwerken met bedrijven en Europa
Zo is het ook de ambitie van Akerboom om de aanpak van cybercrime uit te breiden: regionale eenheden worden voorbereid op de aanpak van reguliere en veel voorkomende cybercrime. Het team High Tech Crime kan zich hierdoor blijven richten op de aanpak van hightech-crime. Zo ontstaat een sluitend systeem in de aanpak van cybercrime. ‘Onze rol in de digitale wereld is een andere dan in de fysieke wereld’, licht Akerboom toe. ‘Wij werken intensief samen met bedrijven die zijn gespecialiseerd in het bestrijden van virussen en met andere bedrijven om te zorgen dat we de infrastructuur veilig houden. Wij trekken per jaar honderd digitale experts aan en willen dat aantal eigenlijk verdubbelen in de komende jaren.’
Overigens, het programma MEOS (Mobiel Effectiever Op Straat) met z’n mobiele apparaten en connectiviteit staat in de belangstelling van andere korpsen in Europa. Er is concrete interesse bij de Oostenrijkers in het overnemen van het systeem. Akerboom ziet kansen in samenwerken om gezamenlijke nieuwe toepassingen tot stand te brengen. ‘Twee maanden geleden heb ik hier tien collega’s uit Europa rond de tafel gehad. Daar was dit ook een van de onderwerpen: hoe kunnen wij op een informele manier met elkaar samenwerken om uit te wisselen wat werkt en wat niet werkt? Het kan helpen om te kijken naar anderen die verder zijn. Wij kijken graag naar de Scandinavische landen, met name naar Finland en Zweden. Die investeren ook veel. Ook overigens naar het Verenigd Koninkrijk. Waar wij voordeel van hebben is dat wij één politie zijn. Wij kunnen zelfstandig beslissen over het investeren in ict, over het aanleggen van infrastructuur en over het delen van informatie. Dat gaat ons helpen om die innovatie ook echt te doen.’
Profiel
Erik Akerboom is sinds 1 maart 2016 korpschef van de Politie. Eerder was hij onder meer werkzaam als secretaris-generaal ministerie Defensie (2012-2016), Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (2009-2012) en Directeur Democratische Rechtsorde bij de AIVD (1998-2009).
Dit artikel is ook te lezen in GOV magazine nummer 12 van Atos.
Atos Marketing Sales Director met verhaal over politiekorpschef als hoeder van de privacy..
Big deal.