Hyperconverged wordt wel gepresenteerd als het Zwitsers zakmes van de it: een one size fits all-oplossing van multifunctionele ‘nodes’ die je moeiteloos aan elkaar kunt rijgen tot de juiste capaciteit. Klinkt ideaal, maar pas wel op: zo’n confectie oplossing levert niet altijd de resultaten die je eigenlijk zou willen zien.
Hyperconverged is hot. Organisaties willen it-systemen die optimaal presteren tegen zo min mogelijk investering in tijd en geld en hyperconverged-oplossingen lijken daarvoor ideaal. Even heel kort door de bocht zijn het kant en klare servers (‘nodes’) waarin alles wat je nodig hebt aan rekenkracht en opslagcapaciteit, is samengebracht in een ‘software defined’-oplossing, die uitgebreid vooraf getest is en bij wijze van spreken door iedereen beheerd kan worden. Gemak dient de mens, je capex loopt terug omdat je gebruikmaakt van standaardoplossingen en je opex loopt terug omdat je veel minder hoeft te doen aan onderhoud en beheer. Iedereen gelukkig, zou je zeggen.
Voor veel bedrijven lijkt hyperconverged inderdaad een zegening. Alleen al het feit dat je geen specialisten meer in dienst hoeft te nemen om je infrastructuur te beheren is, zeker voor kleinere bedrijven, heel aantrekkelijk. Doordat je eigen it’ers eenvoudig standaard oplossingen aan elkaar kunnen knopen, bereik je dankzij hyperconvergence flexibiliteit en schaalbaarheid zonder dat het de wereld hoeft te kosten. Maar er zijn ook nadelen – en daar hoor je opvallend genoeg maar weinig over.
Onbesproken nadelen
Een eerste mogelijk bezwaar ligt in de prestaties. Verwacht geen cutting edge technology in een hyperconverged-oplossing. Niet alleen is het een combinatie van standaardcomponenten die juist met het oog op kostenreductie niet tot het neusje van de zalm behoren, het zijn ook componenten die een lang en rigoureus testtraject moeten overleven. Tenslotte moet onderlinge compatibiliteit onder alle omstandigheden volledig gegarandeerd zijn. Als je zoekt naar de best mogelijke prestaties, bijvoorbeeld omdat je big data analyses wilt draaien voor tijdgevoelige toepassingen, dan is hyperconverged niet de meest voor de hand liggende oplossing.
Maar een ander addertje onder het gras is wellicht nog belangrijker en die zit in de beloofde kostenreductie. Die ziet er op papier mooi uit: omdat je beheerlasten relatief laag uitvallen ten opzichte van traditionele oplossingen, kan zelfs een eenmalig hogere CAPEX voor hyperconverged op langere termijn interessant zijn in een TCO berekening. Maar dan moet support wel goed worden meegenomen in de berekeningen. Het gaat per slot van rekening om geïntegreerde systemen, en dat is voor veel leveranciers een prima excuus om voor de ondersteuning hiervan een extra bedrag te rekenen.
Op dezelfde manier is de op het oog hoge schaalbaarheid vanuit kostenoogpunt niet per se altijd voordelig. Je koopt per slot van rekening met iedere node een volledig pakket, dat je weliswaar relatief eenvoudig aan de rest kunt hangen, maar dat heel goed componenten kan bevatten die je eigenlijk niet nodig hebt. En daar betaal je dan wel voor. Niet alleen voor de hardware en de ondersteuning, maar ook voor de licenties die bij de verschillende componenten horen. Veel klanten realiseren zich pas laat dat elke node ook externe licenties vereist, zoals voor Microsoft, VMware of specifieke applicaties zoals Oracle/SQL. Groeit je opslag sneller dan verwacht en wil je daarom alleen storage uitbreiden, dan kan dat in een hyperconverged oplossing ook resulteren in extra benodigde externe licenties, terwijl je daar helemaal niet op zit te wachten. Dat gaat vaak om aanzienlijke bedragen.
Zeker als je een relatief kleine onderneming bent, waarbij één node meer of minder merkbaar verschil maakt, kan hyperconverged op die manier al snel minder aantrekkelijk worden dan het er op het eerste gezicht uitziet. Maar als je er eenmaal mee begonnen bent, kun je ook niet zo makkelijk meer terug. Wat dat betreft dreigt bij hyperconverged ook nog eens vendor lock-in: alle mooie beloften ten spijt is in veel gevallen de beloofde flexibiliteit beperkt tot oplossingen van dezelfde leverancier.
Tegelijkertijd zit de wereld van de klassieke oplossingen ook niet stil. Er bestaan al oplossingen, optimale combinaties van losse componenten, die nauwelijks nog beheer en onderhoud vergen en die in een wip geïnstalleerd en/of aangepast kunnen worden. Er zijn zeker ook leveranciers die je hierbij intensief ondersteunen en ontzorgen tijdens de gehele levensduur. Er zijn zelfs oplossingen die zó slim in elkaar zitten dat ze issues kunnen voorkomen vóórdat ze daadwerkelijk optreden.
Als dergelijke oplossingen hiermee ook nog eens een veel lagere total cost of ownership laten zien gedurende de levensduur dan een hyperconverged alternatief, dan kun je je met recht afvragen of confectie wel de juiste pasvorm is voor jouw it-uitdaging?
Hyperconverged heeft zeker toekomst. Als de situatie zich ervoor leent, kan het een hoop zorgen wegnemen bij organisaties die weinig specialistische eisen stellen aan hun it-omgeving. Maar het is niet de enige goede oplossing die er is en er zijn zeker ook situaties waarin je hyperconverged beter kunt vermijden. Het blijft altijd verstandig vooraf zorgvuldig af te wegen waar je met je organisatie naartoe wilt werken, en een oplossing te kiezen die dat doel op de best mogelijke wijze ondersteunt, voor je je committeert aan een oplossing waar je met moeite weer vanaf komt. Goede it is altijd maatwerk. Zorg dat je de oplossing kiest die werkelijk het best bij je past.