Oud en goed: ogenschijnlijk twee kwalificaties die nooit over hetzelfde object zouden moeten kunnen gaan – zeker niet als het om technologische hardware gaat. De hardwarecyclus is in veel bedrijven namelijk behoorlijk kort, vooral op voorspraak van fabrikanten die steeds sneller met end of life-aankondigingen komen. Als de experts het zeggen, zal de it-infrastructuur wel aan vernieuwing toe zijn, toch?
Wie wel eens Japan bezocht, heeft ze minstens zien rondrijden in de straten van grote steden als Tokyo en Osaka, en er misschien zelfs wel eens één genomen: een taxi. Op het eerste gezicht lijken ze retro, zeker in vergelijking met de rest van Japans moderne wagenpark. Pas wanneer je beter kijkt valt op dat het helemaal geen eerbetoon aan voertuigen uit de vorige eeuw is – de overgrote meerderheid van de taxi’s is echt meer dan twintig jaar oud. Het is misschien moeilijk voor te stellen, maar aan deze wagens mankeert niets: door goed onderhoud door taximaatschappijen betekent oud niet automatisch versleten.
Meer tweedehands
Ik noem dit voorbeeld omdat ik zie dat dit besef ook onder it-verantwoordelijken terrein wint. Uit eerder onderzoek onder meer dan vijfhonderd it’ers in dienst bij grote bedrijven, blijkt dat er bij 53 procent in de datacenters deels eerder gebruikte apparatuur wordt gebruikt. Dat houdt in dat meer dan de helft van de apparatuur niet nieuw wordt ingekocht. Het betekent een duidelijke breuk met het verleden, toen bedrijven elke vier tot vijf jaar zonder vragen te stellen vernieuwden.
En dat is niet de enige trend die eruit sprong. Er was een tijd waarin de grote bedrijven zich volledig door één it-leverancier lieten bedienen: van hardware en software, tot dienstverlening aan toe. Veel bedrijven blijken daar inmiddels van terug te zijn gekomen: 85 procent van de ondervraagden geeft aan dat het bedrijf waar zij werken door meerdere partijen van hardware, software en it-diensten wordt voorzien. Als ze niet van één partij afhankelijk zijn, kunnen bedrijven het zich ook veroorloven sterker in hun schoenen te staan op het moment dat een leverancier met een end of life-aankondiging komt. Vervelend dat de ondersteuning vanuit de leverancier binnenkort stopt, maar is de hardware wel echt aan vervanging toe en wat zijn de alternatieven?
Zelf monitoren
Het is verstandig om als cio zelf te monitoren hoe de it-infrastructuur van je organisatie functioneert. Niet alleen heb je dan iets om tegen te werpen op het moment dat een leverancier stelt dat een onderdeel van de it-infrastructuur aan vervanging toe is, je voorkomt er ook verspilling mee, wat een belangrijk punt op de agenda van veel bedrijven is in een tijd waarin maatschappelijk verantwoord ondernemen steeds belangrijker wordt.
Het is belangrijk om zo’n configuration management data base (CMDB) goed bij te houden. De ervaring leert dat het lastig is om in grotere bedrijven, waarin it geen core business maar een hulpmiddel is, bij te houden wat er in huis is. Als je weet welke softwareversies er draaien en wanneer de hardware is aangeschaft, kun je makkelijk zelf bepalen wanneer iets aan vervanging toe is. Niet veel it-leveranciers zullen daar direct enthousiast op reageren, omdat een langere hardwarecyclus niet in hun belang is. Het loont daarom om als bedrijf niet van één leverancier afhankelijk te zijn: je kunt dan tegen het advies van de hardwareleverancier ingaan. Bovendien zijn er in het geval van end of life steeds meer onafhankelijke partijen die de benodigde ondersteuning nog wel gewoon bieden.
Met slim beleid en goed onderhoud en de juiste ondersteuning is een langere levensduur van apparatuur door elke organisatie te realiseren. De Japanse benadering ligt voor elk bedrijf binnen handbereik.