Heeft u het gemerkt? Onze overheid heeft een nieuw ict-speeltje gevonden om belastinggeld op stuk te slaan: server-based computing in overheidsdatacenters. Leer ervan!
De kans bestaat dat het indienen van uw belastingaangifte dit jaar geen feest was. Vermoedelijk weet u ook waarom: u doet uw aangifte niet meer op uw eigen device maar in het datacenter van de Belastingdienst. En onze Belastingdienst, die graag Bol.com wil zijn maar niet is, trekt niet meer dan veertigduizend gebruikers tegelijk. Tot vorig jaar was de aangifte een schoolvoorbeeld van probleemloze publieke ict. U downloadde een aangifteprogramma inclusief vooringevulde gegevens, deed lokaal zijn ding en uploadde de aangifte. De Belastingdienst kon uit met een dikke pc, want het aangifteproces is in beginsel niet interactief en de gegevenssets zitten in de kilobyte-range.
Waarom trekt de Belastingdienst de aangifte zijn serverpark in? Wil ze uw toetsaanslagen monitoren, zoals iemand op de radio veronderstelde? Heeft het servercapaciteit over? Welnee. Staatssecretaris Wiebes is de ict aan het vernieuwen en dan moet alles ‘buzzword-compatibel’ zijn. Een aangifteproces dat perfect werkt met een download/upload-oplossing moet dus naar de cloud. Waarom? Gewoon omdat het kan. Werkt het niet? Dan volgend jaar meer servercapaciteit en een maand extra aangiftetijd.
Overheidsorganisaties zijn gek op kekke, grootschalige ict. Er is nog iets waar overheidsorganisaties gek op zijn: het uitsmeren van verantwoordelijkheid over meer partijen. Datacenters passen daar perfect in. Mede door de data revival die we nu doormaken, heeft de idee postgevat dat (overheids)organisaties moeten bewegen naar gedeelde datacenters. Daaruit volgt natuurlijk dat er één organisatie moet komen die datacenters beheert. Die organisatie bestaat. Zij luistert naar de weidse naam ‘Dienst ICT Uitvoering’ (Dictu), valt onder Economische Zaken en heeft naar eigen zeggen twaalfhonderd medewerkers.
Ik kwam ze tegen toen X, een ervaren zzp’er/programmamanager in mijn netwerk, mij vertelde dat hij een opdracht heeft teruggegeven. Reden was dat softwareontwikkeling en -beheer moesten plaatsvinden op Dictu-servers, maar Dictu duurzaam incapabel bleek om een otap-ontwikkelstraat werkend te krijgen. Omdat de opdrachtgever een ander ministerie was, was daar niets aan te doen. Zijn directie had alles geprobeerd om Dictu in beweging te krijgen. Dat kon alleen informeel, want ministeries kunnen elkaar niet dagvaarden. De enige route is de ministerraad en die heeft wel grotere besognes dan ict-projectjes van acht cijfers. X wil zijn naam niet terugzien in Zembla of de NRC en vertrok.
Nadat X werkelijk op de bank was beland (en dus niet was vertrokken naar een leukere of lucratievere klus), ben ik gaan rondvragen. Het beeld dat toen ontstond doet sterk denken aan een groot ict-project op weg naar een crash. Het echte werk blijkt weer eens belegd bij de grote ict-spelers, Atos voorop, met daaronder weer een zwerm van onderaannemertjes en zzp’ers. De regie ligt formeel bij Dictu, wat, zoals we onderhand weten, niets zegt. Het is een set-up waarbij de besturing complex is, de uitvoering bureaucratisch en de kosten hemelhoog.
Daar blijft het niet bij. Waar overheidsorganisaties samenwerken speelt steeds competentiestrijd en landjepik, maar Dictu spant de kroon. Dictu volstaat natuurlijk niet met het leveren van teraflops, petabytes en werkplekken. Dictu doet ook het applicatiebeheer. En applicatienieuwbouw is natuurlijk eigenlijk ook een soort beheer, toch? Zo ontstaat tussen Dictu en zijn opdrachtgevers een lang front waarlangs zich voortdurend schermutselingen en kleine veldslagen afspelen. Het is wonderlijk om te zeggen, maar het werkend krijgen van een serverconfiguratie lijkt opeens héél moeilijk.
Geheel in stijl is Dictu ook begonnen met het ontwikkelen van software die zijn klanten naar eigen zeggen nodig hebben, want zoiets kan niet aan de markt worden overgelaten. Dat was een wantoestand te ver. Een aanbesteding voor de ontwikkeling van dergelijke software in de Dictu-cloud is ingetrokken nadat het Bureau ICT Toetsing (BIT) er een vernietigend oordeel over velde.
Het lijkt erop dat de overheid zich opmaakt voor een nieuwe ronde van ict-mislukkingen. Wat daarbij opvalt is de gelatenheid waarmee dit alles zich voltrekt. Wat er bij de Belastingdienst gebeurt verdient hoon en kritiek vanuit de ict-wereld, maar wij zwijgen. Dat binnen de muren van een relatief zakelijk ministerie als EZ zich post-Elias een ict-tumor als Dictu kan ontwikkelen, is verbijsterend. Misschien nog wel het ergste is het verlies aan bestuurlijke greep op ict en op de grote ict-aannemers, die zoals altijd profiteren van laagproductief werk op uurbasis.
Publieke ict is vergelijkbaar met ict in de private sector, alleen extremer. Elke grotere organisatie die zich op de cloud oriënteert doet er daarom verstandig aan om te kijken naar wat de ict-geile overheid doet. Lessen? De cloud is niet transparant. Kostprijsberekening is essentieel. Serverparken staan los van applicaties. Werken met grote ict-leveranciers vraagt om een kleine regie-organisatie (en omgekeerd). Het is ‘make or buy’, niet ‘make and buy’. En met (big) data heeft het meestal niet veel te maken.
Ps. Dictu heeft zelfs een app; nu al 100+ Android-downloads!
Dit artikel is ook verschenen in Computable Magazine, jaargang 49, nummer 5, mei 2016
Computable-seminar ‘Data Driven Future’
Wilt u het Computable-seminar ‘Data Driven Future’, dat op 19 mei plaatsvindt in de Jaarbeurs Utrecht, bijwonen? Kijk voor het aanvragen van tickets op ComputableSeminars.nl. Na controle van de gegevens ontvangt de persoon via mail een ticket als gratis toegangsbewijs. Een ticket aanvragen is mogelijk tot en met 18 mei 2016.
Personen die niet vallen onder de doelgroep van cio’s, ict-managers en senior specialisten van de grotere publieke en zakelijke organisaties en dienstverleners die betrokken zijn bij het ict-inkooptraject, kunnen ook bij het seminar aanwezig zijn. Via www.computableseminars.nl kunnen ook tickets worden gekocht.
Samengevat : ‘Belastingaangifte als een service’.
Dat houdt in dat er een generieke koppeling naar de gebruikers-interface moet zijn.
Dat kan, daar zijn normen voor, die van Internet-organisaties en die van onze eigen overheid.
Mits goed gebruikt garandeert dit volstrekte gebruikersplatform-onafhankelijkheid.
De Belastingdienst had zelfs aangegeven voor welke browserversies de BAAS was getest.
Ofschoon verheugd deed dat mij tóch de wenkbrauwen fronsen.
Temeer daar ik met mijn door de Bd geaccordeerde browserversie tóch niet kon inloggen, geen enkele keer op geen enkel moment.
Na een gerichte prikactie mijnerzijds binnen de Belastingdienst werd ik teruggebeld door een zeer capabele ICT-er, waarna een goed gesprek volgde.
Aan het eind van dat gesprek kon ik voor hem vaststellen dat weliswaar voor diverse browser-versienummers getest was, maar dat men vergeten was dat binnen die browser-versienummers ook afwijkende subversies bestaan. Waarvoor dus niet getest was. Mijn constatering werd erkent en meegenomen.
Mijn aangifte heb ik uiteindelijk gedaan met Chromium, die niet getest was maar wél werkte.
“Volgens mij snapt iedereen wel dat server based aangifte doen voorkeur heeft” slaat de plank dan ook tamelijk mis.
Volgens mij snapt iedereen wel dat testgedreven ontwikkeling binnen Usability-normen de voorkeur heeft.