Iedereen en zijn moeder is in de ban van disrupties: Airbnb, Uber, robots, zelfrijdende auto’s, artificial intelligence. Tijd om al die zelfgenoegzaamheid eens te ontregelen, want meelopen met hypes kost altijd geld.
Zitten we in een technologische revolutie? Ja. Zeker al sinds de negentiende eeuw. Tijdens het fin de siècle (ca. 1890 – 1914) maakte de wereld een reeks revoluties door (natuurwetenschap, transport, communicatie, medisch, militair, …) die beslist kan concurreren met wat wij meemaken. Wellicht is de enige echt grote revolutie tijdens ons leven de informatie- en communicatierevolutie. De rest is vooruitgang.
Die eerdere disrupties kwamen ruim na de technologische doorbraken zelf. In de jeugd van mijn ouders waren paard en wagen en handkarren, naast auto’s, nog normaal. De oudere generaals in de Eerste Wereldoorlog deden er drie jaar en miljoenen doden over voordat ze begrepen dat de Napoleontische stijl van oorlogvoering passé was. En zeg eerlijk, moest het twintig jaar duren voordat de internetrevolutie een Airbnb baarde? Waarom werk ik anno 2016 nog steeds op kantoor met collega’s, terwijl wij dat ook vanuit huis kunnen doen? Waarom worden we nu overspoeld door vluchtelingen, terwijl er tien jaar geleden ook oorlogen en internet waren?
Technologie wordt pas disruptief wanneer deze min of meer onverwacht doorwerkt op menselijk gedrag. Maar menselijk gedrag is bepaald ‘non lineair’; het ‘tipping point’-fenomeen waarover ik in het magazine van februari 2016 al schreef. De technologische basis van disrupties is vaak eenvoudig. Zelfrijdende auto’s worden bijvoorbeeld zeker een mega-revolutie, maar wanneer? Neem het personenvervoer per trein, dat is straks voorbij. Autobezit wordt voor nostalgiërs en rijkaards. Files verdwijnen. De demografie gaat op zijn kop. Over vijftien jaar kan het technisch gesproken zover zijn, maar in het denken over infrastructuur is dat nog niet te merken. Ook bestuur is gedrag en er bestaat ook nog zoiets als gevestigde belangen (Uber, anyone?).
Als de impact van technisch gesproken zekere revoluties al ver weg ligt, wat dan te denken van alle hypes over robots en kunstmatige intelligentie, of 3D-printen, waar nog allerlei technologische doorbraken moeten plaatsvinden? Natuurlijk is er vooruitgang, maar denk dan eerder aan gestage vooruitgang zoals in de behandeling van kanker en niet aan een disruptie à la Airbnb, Uber en vooral natuurlijk e-dating.
Zoals de timing van technologische disrupties grotendeels wordt bepaald door sociale acceptatie (of belligerente disrupties zoals destijds WO I en nu Syrië), zo wordt de timing van technologische revoluties zelf ook bepaald door andere technologie. De zelfrijdende auto komt voort uit de ict-revolutie en dan vooral uit die permanente, graduele vooruitgang die enorm wordt ondergewaardeerd. Ik mag hopen dat ik niet zoals veel familieleden aan kanker overlijd, ook zonder echt spectaculaire medische doorbraken. Zonder de gestadige toename van bandbreedte, verwerkingskracht en sensorkwaliteit zou de zelfrijdende auto even utopisch zijn als, zeg, de robot-hype. Zoals menselijk gedrag de rem op de disruptie is, zo is technologische evolutie (géén R!) de motor ervan. Er komt steeds een moment waarop dijk van sociale (en institutionele) inertie doorbreekt. Wie dat moment goed voorspelt wordt rijk. En wie rijk wil worden moet behalve naar menselijk gedrag kijken naar doorbraken op het gebied van wat ik hier maar ‘randvoorwaardelijke technologie’ noem. Ik geef u twee voorbeelden.
Voorbeeld 1 is energie-opslag. Die blijft beperkt en duur en remt andere innovatie. Een doorbraak in batterijtechnologie betekent een enorme impuls op allerlei andere terreinen: auto’s (elektrisch en zelfrijdend), mobiele devices, drones, robots, maar ook decentrale energieproductie (power from the people) en een spectaculaire teruggang in CO2-uitstoot. Een doorbraak hier zou qua impact vergelijkbaar zijn met de uitvinding van de radiocommunicatie of met de volledige uitbanning van kanker.
Voorbeeld 2 is, jawel, datatechnologie. Ook datatechnologie is stagnerende, randvoorwaardelijke technologie. De vooruitgang is voor een groot deel het gevolg van het op basis van brute force verwerken van grote hoeveelheden (sensor)data. Waar echter weinig of geen vooruitgang wordt geboekt is het structureren van data. Datamodellering is vaak een groot knelpunt bij het verwerken en (vooral) het delen van gegevens.
Ik zou met mijn proefschrift (1993) over flexibele informatiesystemen ook vandaag nog een doctorstitel kunnen scoren, met wat kleine aanpassingen. Zoiets is geen bron van vreugde. De modelleerproblemen van de jaren ’80 en ’90 zijn de modelleerproblemen van vandaag. Hoe modelleer je een gegevensbank met terugwerkende kracht historie? Hoe verwerk je generalisatie-/specialisatie problematiek in een onderhoudbaar gegevensmodel? Overal speelt dit en iedereen rommelt maar wat aan. Databases zijn straks als violen: oude zijn beter dan nieuwe.
Deze en andere vragen zijn nog even actueel als dertig jaar terug en big data brengt daar vooralsnog geen verandering in. Sterker, de epidemie van mislukkende ict-projecten heeft veel te maken met verlies van kennis, technologische achteruitgang. In het hart van de ict zit een batterij waarvan de capaciteit elk jaar terugloopt. Laten we er wat aan doen, te beginnen in het onderwijs. Ik wil over honderd jaar niet de twintigste-eeuwse Stradivarius zijn
Dit artikel is ook verschenen in Computable Magazine, jaargang 49, nummer 4, april 2016.
Mooi betoog en ook je ‘randvoorwaardelijke technologie’ voorbeelden kan ik me goed in vinden.
Zelf ben ik altijd een ontwikkelaar geweest die dacht vanuit het datamodel en in feite was dat praktisch altijd een relationeel database model. Of het goed of slecht is zal ik in het midden laten, maar ik probeerde data altijd te modelleren door zoveel mogelijk de werkelijkheid na te bootsen, ofwel domain driven design. Ik denk dus vanuit de database en een interface is een middel om de database te vullen. Nu ik nauwelijks meer zelf programmeer merk ik dat het overgrote deel van de ontwikkelaars een database zien als een “bit bucket”, het afvoerputje waar we data in opslaan omdat we nu eenmaal data nodig hebben. Moderne frameworks en ORM zorgen ervoor dat steeds meer ontwikkelaars zich richten op code (generatie) en minder op de kracht en pracht van een database.
Nu ben ik me er volledig van bewust dat veel hypes voor bedrijven nog niet veel opleveren en inderdaad tot kosten leiden. Toch wil ik dit aanvullen met een kanttekeningen. Want hoewel disruptive ook wel in mijn allergie zone zit, lijkt het me geen goed advies om “disruptive” dan maar in de hype hoek te parkeren.
Veel bedrijven moeten wel degelijk goed kijken wat er voor hun de komende jaren verandert al hoeft dat natuurlijk niet altijd technologische oplossingen te zijn.
Daarnaast lijkt het alsof je schrijft dat kwaliteitswerk steeds zeldzamer word. Dat geloof ik niet. Maar wel dat het nog wel even gaat duren voordat we het energie probleem binnen de Internet of things hebben opgelost en ook kunstmatige intelligentie is nog steeds behoorlijk ver verwijderd, al lijkt dat soms niet. Uiteraard droom ik ervan om als de doorbraak plaatsvind hiervan te profiteren. Daarom zit ik bovenop de huidige ontwikkeling van IoT en die van kunstmatige intelligentie.
Om een praktijk voorbeeld te geven: Momenteel is het niet goed mogelijk om personen en assets binnen bijvoorbeeld een ziekenhuis te traceren. Ja er zijn wel oplossingen maar ze hebben het eerder door jou genoemde energie probleem (en dus hoge kosten / inspanning / lomp / gevoelig / etc.) en ze missen de nodige integratie met andere apparaten omdat men nu eenmaal als een oester om een parel heen zit.
Dus je Disruption word nogal eens interupted 🙂