Wie vanuit zijn organisatie behoefte heeft aan breedbandige toegang tot digitale diensten en daarbij de voor de hand liggende keuze maakt voor een glasvezel aansluiting, kan kiezen uit drie gangbare bedrijfsmodellen: commercieel, coöperatief en collectief. Dit artikel gaat kort in op de voor- en nadelen van deze glasvezel modellen.
Commerciële model.
Het commerciële model is het meest gehanteerde: een nationale leverancier van glasvezel, ook wel carrier, wordt gevraagd om een dienst over glasvezel te leveren. Indien er nog geen glasvezelbuis naar het bedrijf is gelegd, zal de carrier dit laten aanleggen. Indien de eindgebruiker behoefte heeft aan meer diensten, zoals: vpn, email, hosting, ip-tv, et cetera, dan kan de carrier dit meestal ook leveren. Voor het gebruik van de glasvezel, internet toegang en andere diensten over het glasvezel ontvangt men een maandelijkse factuur. Gemak dient de mens. Toch?
Er zitten helaas wat vervelende nadelen aan dit commerciële model. Ten eerste zal de carrier de aanlegkosten in rekening brengen. Het gaat daarbij om een bedrag van al snel vele duizenden euro’s tot regelmatig dik meer dan tienduizend euro. Gelukkig zijn deze kosten eenmalig. Echter wordt de eindgebruiker ook maandelijks voor het gebruik van zijn glasvezelverbinding aangeslagen (vastrecht). De levertijd is meestal lang: een doorlooptijden van 24 tot meer dan 32 weken is gebruikelijk. Ook krijgt de klant direct internet meegeleverd. Handig, maar ook duur. Men kan dus niet vrij kiezen om de dienst internet ergens anders te betrekken. Ten derde heeft de carrier de neiging om de keuzevrijheid voor andere digitale diensten over glasvezel te beperken tot zijn eigen dienstenportfolio. Dit door een hoge technische en/of financiële drempel voor concurrerende aanbieders te hanteren. De keuzevrijheid voor de organisatie wordt hiermee sterk ingeperkt. Dit is de aanleiding geweest voor veel service providers om hun diensten dan maar ‘over the top’ (ott), via het internet te leveren.
Een ander bijkomend nadelig effect: wil men later overstappen op een andere glasvezelleverancier dan moet er weer gegraven worden! Want ondanks dat de eindgebruiker hoge eenmalige aanlegkosten heeft betaald, is hij geen eigenaar van de buis c.q. de glasvezel geworden. Voldoende redenen dus om eens te kijken naar andere bedrijfsmodellen, te beginnen met het coöperatieve model.
Coöperatieve model.
In het coöperatieve model trekken lokaal gevestigde organisaties samen op. Het ‘probleem’ glasvezel wordt gezamenlijk aangepakt zodat allen er (op termijn) laagdrempelig toegang toe hebben.
Veelal wordt de business case voor de aanleg van een glasvezelnetwerk gebaseerd op een stratendekkende aanleg, indien een minimaal aantal klanten-van-het-eerste-uur behaald wordt door middel van vraagbundeling. Na de aanleg kunnen nieuwe klanten later snel worden aangesloten waardoor de business case voor allen beter wordt. Eigenaar van het glasvezelnetwerk is meestal een vereniging of stichting, opgericht door de lokale (deelnemende) bedrijven of ondernemersvereniging.
Omdat de aanlegkosten worden gedeeld zijn in een coöperatief model de aansluitkosten per deelnemend bedrijf een stuk lager dan in het commerciële model. De kosten variëren veelal tussen de tweehonderd euro en maximaal duizend euro per bedrijf. Vanzelfsprekend dient de stichting c.q. de vereniging in dit model zelf zorg te dragen voor de financiering. Daarnaast is zij volledig vrij in het kiezen van het tarievenmodel voor dekking van de maandelijkse kosten. Omdat er geen sprake is van een winstoogmerk van de stichting zullen de maandelijkse kosten een stuk lager liggen dan in het commerciële model. De ervaring leert dat voor een 50/50 Mbps verbinding (oftewel: 50 Mbps up en 50 Mbps down, altijd volledig ter beschikking van de afnemer) voor circa 150 euro per maand geleverd kan worden. En omdat de ondernemers zelf beslissen wie zij op hun glasvezelnetwerk toegang geven, kan iedere ict-dienstverlener zijn diensten leveren aan de bedrijven. Het is een ‘open’ glasvezelnetwerk zonder ‘carrier lock-in’.
Wat zijn de uitdagingen van het coöperatieve model? De lokale ondernemers(vereniging) huurt meestal specialistische kennis in bij een externe adviesclub om te komen tot een adequate en vakkundige aanleg. Na de initiële aanleg van het netwerk dient de stichting een beheerorganisatie in te richten of uit te besteden. Taken en verantwoordelijkheden van deze beheerorganisatie beslaan onder andere het proactieve onderhoud van de actieve componenten in het glasvezelnetwerk en het adequaat oplossen van problemen, om ervoor te zorgen dat afgesproken service level agreements (sla’s) worden gehaald. Dit dient niet onderschat te worden. In een wereld die in toenemende mate afhankelijk is van de verbinding naar de digitale snelweg is ‘best effort’ meestal niet meer acceptabel voor gebruikers. De juridisering van onze samenleving kan op termijn leiden tot schadeclaims van gebruikers naar de beheerorganisatie.
Daarnaast komen veel beheerorganisaties tot de ontdekking dat de administratieve last niet onderschat dient te worden. Naast contractadministratie, maandelijkse facturatie, verificatie van ontvangen betalingen, afhandeling van nieuwe aanvragen en upgrades van bestaande aansluitingen, dient voldaan te worden aan de zorgplicht, zoals vereist door de ACM/Opta in wet- en regelgeving.
Jekunt het je wel voorstellen: ‘Maar … we waren toch ondernemers die glasvezel nodig hadden? We zijn toch geen telecombedrijf?’ En daarmee zijn we aanbeland bij het derde bedrijfsmodel, het collectieve model.
Collectieve model.
De stabiliteit van glasvezelnetwerken is hoog, wat als gevolg heeft dat door de jaren heen de aandacht verslapt en de lokale kennis verwatert. Proactief beheer van de actieve componenten in het glasvezelnetwerk wordt daarmee veelal een ondergeschoven kindje. Als er dan toch plots een probleem ontstaat, blijkt veelal dat de lokale beheerorganisatie niet adequaat is ingericht, waardoor gestelde service levels niet gehaald worden, hetgeen op termijn leidt tot mogelijke schadeclaims. Contractadministratie, maandelijkse facturatie, verificatie van ontvangen betalingen, afhandeling van nieuwe aanvragen en upgrades van bestaande aansluitingen blijkt een heleboel werk te zijn. En het voldoen aan de zorgplicht zoals vereist door de ACM/Opta in wet- en regelgeving is geen sinecure.
Een manier om dit te ondervangen is het zorg dragen voor een professionele proactieve beheerorganisatie, door het uitbesteden van het netwerkbeheer aan een externe organisatie die dit als kerntaak heeft. Op deze manier kan gebruik gemaakt worden van diepgaande technische vakkennis en een reeds operationeel zijnde beheerorganisatie, die gewend is om te werken met glasvezel service level agreements, die daarvoor proactief beheer uitvoert op actieve netwerkcomponenten, die de door de ACM/Opta vereiste rapportage aanlevert, en die een back office heeft, die zorgt voor efficiënte facturatie, inning en verwerking van nieuwe aanvragen. Tevens kan de netwerkbeheerder de regelmatige communicatie met bestaande gebruikers en de commerciële activiteiten ter vergroting van het gebruikersbestand overnemen. Tenslotte kan deze partij het voortouw nemen in de creatie van een ecosysteem van partijen die bestaande en nieuwe diensten kunnen leveren op het private glasvezelnetwerk. De ‘netwerkbeheerder’ wordt dan ‘netwerkpartne’, waarbij te allen tijde gewaarborgd is dat het eigenaarschap van het glasvezelnetwerk bij de stichting, de vereniging, et cetera blijft. Dit noemen we het collectieve model.
Binnen het collectieve model kan gekozen worden om het eigenaarschap van het glasvezelnetwerk bij de verenging, de stichting, et detera te beleggen. De financiering van de aanleg dient dan, zoals eerder vermeld, door de gezamenlijke ondernemers opgebracht te worden. Een andere mogelijkheid is om de netwerkpartner deze aanleg alsmede het eigenaarschap van het netwerk voor zijn rekening te laten nemen, waarbij in een convenant alle afspraken over prijsstelling, service levels, openheid van het netwerk, et cetera vastgelegd worden.
In volgende artikelen zal ik dieper ingaan op gebruikerservaringen met beide modellen.
We hebben te maken met verschillende diensten die, indien gekoppeld, interessante verdienmodellen opleveren. Kijken we echter vanuit de eindgebruiker dan gaat het niet om “verdienen” maar om “kosten”.
De diensten zijn allemaal van infrastucturele aard! Enerzijds de hardware om te kunnen communiceren en anderzijds de software om de te communiceren informatie te faciliteren. De informatie zelf is ten alle tijde eigendom van de generator, van “ons” dus.
Vanuit deze behoefte is in het verleden gemeenschappelijk infrastructuur aangelegd. In verschillende modaliteiten. Voor het transport van “vlees en benen” (de informatiegenerator en communicator) en goederen, gebruikten we aanvankelijk de benenwagen en het water. Later werd dit uitgebreid tot paden en wegen, tot uiteindelijk de huidige infrastuctuur werd bereikt: wandel- en fietspaden, straten, wegen, snelwegen, tram- en treinverbindingen en ook lucht”wegen”.
Het zou verstandig zijn om de “nieuwe” (inmiddels 50 jaar oude) technologie op dezelfde wijze beter te structureren. Harde en zachte infrastuctuur gemeenschappelijk en de informatie individueel. Kostenbesparend. Maar ook serviceverhogend en, eindelijk(!) gebruiksvriendelijk.
Het is echter nog niet zo ver…maar het zal een keer komen natuurlijk. We zijn op ontdekkingsreis in de magische wereld van de ICT. Wanneer we eindelijk de magie aan de kant zetten en functioneel kijken naar de (ICT) dienstverlening valt alles op z’n plaats. Jammer van wat over 100 jaar zal worden betiteld als de “ICT bubble”. Goed voor de samenleving die met één goede infrastructuur een groot aantal van de huidige problemen oplost, als het meezit zelfs het financiële en vluchtelingenprobleem…
Ik heb de indruk dat de auteur dit onderwerp niet vanuit een objectief perspectief benaderd. Ik heb jaren voor een grote commerciele aanbieder van glasvezel gewerkt die een open netwerkmodel hanteert. Dat betekent dat klanten alleen betalen voor de glasvezel en verder volledige keuzevrijheid hebben bij welke dienstverlener zij internet of andere diensten afnemen. Er zijn veel partijen op de markt die deze keuzevrijheid niet aanbieden, maar er zijn wel degelijk partijen die dat wel doen.
Ook duurt de aanleg van glasvezel aanzienlijk korter dan de geschetste 24 tot 32 weken. De levertijd hangt voornamelijk af van de vraag of er een graafvergunning benodigd is (meestal wel). Als zo’n vergunning nodig is dan is de levertijd ongeveer 16 weken (eigen ervaring gebaseerd op de aanleg van vele duizenden kabels). Dit is overigens best snel gezien het feit dat de vergunningprocedure meestal zo’n 10 weken in beslag neemt. Een niet commerciële partij die geen ervaring heeft met de procedures rondom de aanleg van ondergrondse infra zal hier waarschijnlijk veel langer over doen.
Voor de rest denk ik dat de auteur de verschillende afwegingen rondom de aanleg van glasvezel aardig in kaart heeft gebracht.
Een glasvezelverbinding zou net zo standaard moeten zijn voor een pand als een elektriciteitsaansluiting. Dan kunnen we alle telefoon en coax kabels uit de grond trekken, dat ruimt op! Er zou een netbeheerder moeten zijn, en je zou moeten kunnen kiezen uit allerlei snelheden. Als je een digitale snelweg wilt in Nederland, dan moet je hem ook aanleggen!. Marktpartijen willen allemaal hun eigen kabeltjes en infrastructuurtjes bouwen, dat wordt een rommeltje. Ben benieuwd hoe lang het duurt voordat Den Haag dat ook beseft.