Niemand is eigenaar van het internet. Maar zelfs het democratische internet heeft mensen nodig om de veiligheid en consistentie van het web te bewaken. Dat is de rol van het World Wide Web Consortium (W3C), een organisatie die wordt gesteund door allerlei organisaties wereldwijd, en normen stelt om ervoor te zorgen het web soepel blijft draaien en mee blijft ontwikkelen met nieuwe technologieën.
Over deze blogger
Andrew Deck is een journalist uit Tokyo, Japan, die gespecialiseerd is in technologie, wetenschap en ondernemerschap. Zijn werk verscheen in The Brown Political Review en The Brown Daily Herald.
World Wide Web-uitvinder Tim Berners-Lee richtte het W3C op in 1994, kort nadat hij de eerste webspecificaties voor de Uniform Resource Locator (URL), het Hypertext Transfer Protocol (HTTP) en de HyperText Markup Language (HTML) had gecreëerd. Berners-Lee wilde een monopolisering van het web vermijden, en omdat er nog geen enkele webprovider was, bestond de mogelijkheid dat er een concurrerende tech-infrastructuur zou ontstaan. Door het vaststellen van normen, hoopte hij deze ontwikkelingen te voorkomen.
Online standaarden
In de woorden van W3C-CEO dr. Jeff Jaffe: het web gebruikt een eigen taal, waaronder HTML en Cascading Style Sheets (CSS). Met deze gestandaardiseerde taal zorgt het W3C ervoor dat een website of webapplicatie goed kan worden weergegeven op alle verschillende browsers en apparaten. Met andere woorden, het feit dat je dit blog kunt lezen met Firefox of Chrome en zowel op een tablet of smartphone is geen toeval. De laatste jaren is beveiliging ook een steeds belangrijker onderdeel geworden van de standaard taal, met het steeds breder gebruikte HTTPS-protocol als een van de hoogtepunten.
De W3C-standaarden zijn aanbevelingen, geen eisen, maar ze betekenen natuurlijk weinig als niemand ze gebruikt. Gelukkig zijn er meer dan 400 organisaties lid van het consortium, waaronder universiteiten, non-profitorganisaties en grote technologische bedrijven als Facebook, Alibaba en Dell. De W3C-standaarden zijn inmiddels wereldwijd geaccepteerd en leidend bij de ontwikkeling van elke professionele website.
Controversiële kwesties
Ondanks de brede acceptatie van het W3C, is het toch best lastig om al de uiteenlopende belangen van de aangesloten organisaties te verenigen.
“Het is uiterst zeldzaam dat we geen commentaar op een voorgestelde norm te krijgen,” zegt Jaffe. “Het W3C heeft in het verleden te maken gehad met allerlei controversiële kwesties, waaronder de inspanningen om “Do Not Track” (DNT)-functies te standaardiseren, waarmee de activiteiten van gebruikers via webbrowsers worden gemonitord.”
In 2011 lanceerde het W3C de Tracking Protection Working Group om een DNT-standaard op te stellen. Privacy-groepen en sommige webbrowsermakers als Microsoft en Mozilla, stuurden aan op een standaard die de DNT als optie ‘aan’ zou zetten bij het eerste gebruik, of van gebruikers zou vragen om eerst hun eigen voorkeuren in te stellen. Online adverteerders gingen hier echter tegenin met een verzoek om DNT standaard ‘uit’ te zetten, omdat dit beter aansluit op hun commerciële belangen.
Ook binnen de W3C was er onenigheid over wat dit nu betekende voor het verzamelen van gegevens als DNT eenmaal is geactiveerd. Sindsdien zijn de discussies zijn over online privacy alleen maar groter geworden. Maar enkele jaren later, na veel vertragingen en uitstel, heeft het W3C eindelijk zijn uiteindelijke aanbeveling gepubliceerd, maar pas nadat de Digital Advertising Alliance (DAA) zich terugtrok uit het proces.
Jaffe: “Het W3C ziet het als zijn taak om geconfronteerd te worden met oppositie binnen de industrie. Daarom is het zo goed dat de academische wereld, en bedrijven in de reclame, sociale media en entertainment bij elkaar gebracht worden. Dit vergemakkelijkt de dialoog in de gemeenschap.”
Het W3C volgt een beleid van leveranciersonafhankelijkheid. De invloed van bedrijven houdt op op het moment dat zij zelf het normeringsproces in hun eigen voordeel willen beslissen of manipuleren. “Het W3C wordt betaald door leden, maar onder de 400 leden van de organisatie is er geen enkel bedrijf dat hierin het merendeel van de financiële ondersteuning voor zijn rekening neemt,” aldus Jaffe.
Volgende generatie standaarden
Naast het weerspiegelen van bestaande best practices in de gemeenschap, zoals het formaliseren van algemeen gebruikte code met een gestandaardiseerde taal, stuwt het W3C het web ook naar voren door nieuwe technologieën in de standaarden op te nemen. Zo publiceerde het in 2014 HTML5, de nieuwste iteratie van de programmeertaal, die de mogelijkheden voor multimedia op het web uitbreidt.
“Er is een decennium lang aan gewerkt en HTML5 is dan ook veel geavanceerder dan HTML4,” licht Jaffe toe. “Video kan nu standaard in de browser afgespeeld worden, zonder dat hiervoor aanvullende plug-ins nodig zijn.”
Roger McNamee, een investeerder uit Silicon Valley, gaf zijn steun aan HTML5, en vertelde The Wall Street Journal dat de multimedia-tools een grote diversiteit van content mogelijk maakt, en daarbij de macht weer teruggeeft aan de creatieve mensen.
Uiteindelijk vindt het meeste werk dat het W3C doet, inclusief de HTML5-standaard, achter gesloten deuren plaats (of achter webpagina’s, verborgen in regels code).
Maar het werk van het W3C is zichtbaar elke keer dat je surft op je smartphone of een video op sociale media bekijkt. Het W3C speelteen centrale rol bij de ontwikkeling van webtechnologieën.
“Denk je eens in wat er mogelijk was op het internet van 25 jaar geleden”, zegt Jaffe. “Je kon alleen maar het statische web bekijken op een desktopcomputer, zonder multimedia en zonder laptops of smartphones. En kijk wat er vandaag de dag allemaal mogelijk is. Dat websites nu zo veel krachtiger zijn, komt doordat we de onderliggende taal en de onderliggende technische infrastructuur verder hebben ontwikkeld.”