Met de huidige maatschappelijke veranderingen en de ‘permanente technologische revolutie’ sluit de overheid steeds minder aan op een dynamische horizontale netwerksamenleving. In de grootschalige dienstverleningsprocessen, ingegeven door kostenbesparingen en efficiency en gerealiseerd door digitalisering, is de aandacht voor het individu naar de achtergrond geraakt zo blijkt uit de diverse interviews die ik heb gehad voor GOV magazine.
Interviews met onder meer Jacques Wallage (voorzitter van de Raad voor het openbaar bestuur), Jaap Uijlenbroek (vanuit zijn hoedanigheid als bijzonder hoogleraar arbeidsverhoudingen in de publieke sector van de Albeda-leerstoel aan de Universiteit Leiden en ondersteund door het Caop) en Reinier van Zutphen (Nationale ombudsman).
Veel complexe maatschappelijke vraagstukken, zo blijkt uit mijn gesprekken, vergen een nieuwe, meer verbindende en proactieve aanpak. Dit omdat ze beleidsterreinen overstijgen, vernieuwende processen in gang zetten en betrokkenheid vereisen van partijen buiten de overheid. Als je mensen wilt laten participeren in de samenleving, moet je daarin ook willen investeren is de algemene mening.
Wim de Ridder, voormalig hoogleraar Toekomstonderzoek aan de Universiteit Twente, stelt dat een overheid die zelf bedenkt wat goed is voor de samenleving, de overheid is van de vorige eeuw. Publiek-private samenwerking zal volgens hem transformeren naar privaat-publieke samenwerking, met de burger aan het roer.
Zo ontstaat signaalwerking. Daarmee hoort de overheid wat er speelt, wat het probleem is dat we gezamenlijk moeten oplossen. Wetgevingstrajecten duren vaak lang. Met het risico dat op het moment dat de wet er is, de snelle technologische ontwikkeling die eigenlijk al weer achterhaald heeft. Maar ook moet de overheid zich afvragen welke mensen extra aandacht behoeven bij het invoeren van een ict-systeem of proces, dat moet je proactief organiseren volgens Nationale ombudsman, Reinier van Zutphen.
Slimme oplossingen waarbij je de administratieve bulkprocessen grootschalig regelt en de kleinschaligheden lokaal houdt omdat het individuele contact met die burger gewoon in het stadskantoor of op het gemeentehuis plaatsheeft. Het is de insteek van de projectgroep Gezamenlijke Backoffice Inkomensvoorziening (GBI) waarin twaalf 100.000+ gemeenten geld, capaciteit en energie steken in een doelmatiger en rechtmatiger proces van de uitvoering van het inkomensdeel uit de Participatiewet. Doelmatiger vanwege de samenwerking van de gemeenten als één overheid en rechtmatiger door eenduidiger te gaan werken: het proces één keer inrichten en de uitvoering vergaand automatiseren.
De voorzieningen hiervoor worden zodanig gesteld, in de vorm van techniek, processen en applicaties, dat de lokale samenhang met de decentralisaties en het werk aan de ‘keukentafel’ in stand blijft. En ook de gemeenten Eindhoven en Utrecht zetten hun burgers en het bedrijfsleven centraal met grootschalige data-analyse als nieuw stuurmiddel voor hun kleinschalige gemeentelijk beleid en ter ondersteuning en verbetering van het primaire proces. Zij spelen daarbij in op de vraag vanuit de stad over de grote thema’s: leefbaarheid, veiligheid en bereikbaarheid.
Eindhoven en Utrecht werken daarmee aan oplossingen die zowel het economisch belang als het maatschappelijk belang ten goede komen. Naast de grootschalige big data analyses, zijn beide gemeenten aanwezig, met toezichthouders en hulpdiensten in de buurt en in de wijk en daarmee verbinden ze grootschaligheid aan de menselijke maat.
Expertverslagen
Zie ook de expertverslagen ‘GBI verbindt grootschalig en kleinschalig’, ‘Data inzetten voor preventief veiligheidsbeleid’ en ‘Utrecht innoveert met data gedreven sturing’.