Elke werkdag behandelt Computable een onderwerp waarover lezers kunnen discussiëren. Vandaag over het nieuwe licentiemodel voor Windows Server 2016.
Microsoft verlaat het prijsmodel voor Windows-licenties per serverprocessor (technisch gezien: processorsocket) en kiest in plaats daarvan voor licenties per processorcore. Officieel is dit een gelijkschakeling met de kostenstructuur die Microsoft al hanteert voor gebruik van zijn clouddiensten. Het draaien van lokale, on-premise Microsoft-software valt zo qua licentiekosten in lijn met cloudafname en dus valt er beter te vergelijken. Hiermee gaat Microsoft ook mee in de trend van moderne servers die minder processors hebben, maar wel met aanzienlijk meer cores per processor.
Dit lijkt een financieel gedreven beslissing lijkt te zijn, die klanten met grote aantallen cores raakt én klanten met oudere multiprocessorservers. Tegelijkertijd brengt deze overstap voor licentieberekening ook een praktisch voordeel met zich mee. De per-core licenties kunnen organisaties dwingen om ontstane wildgroei met virtuele machines (vm’s) in te dammen of zelfs terug te dringen. Vm’s die binnen de oude processorgrenzen vielen, kunnen straks per-core een dure zaak worden. Tijd voor grip op vm-wildgroei. Wat vind jij?
Tijd om over te stappen naar een besturingssysteem dat niet op basis van financiële gedreven beslissingen wordt belast en je niet met allerlei meerkosten wordt geconfronteerd.
Licentiekosten zullen VM wildgroei nooit indammen. Ook op Server 2016 is er de ‘Datacenter’ licentie, welke ook voor server 2012 de beste keus is als je virtualiseert (met meerdere fysieke servers, en License Mobility is ‘Standard’ licenties niet interessant). Laten we even 15 jaar terug in de tijd gaan. Toen had je single-core CPU’s, en waren dual-socket servers duur. Dus, 1 server, 1 applicatie. Toen kwamen de Dual Socket, Dual Core machines, en was een enkele applicatie op 1 enkele server te duur. Dus werden applicaties samengevoegd op 1 server. Dat was weer lastig qua beheer, en wat als de ene applicatie de andere verstoord. Toen kwam Virtualisatie om de hoek kijken, en konden we weer terug naar het 1 server 1 applicatie model. En door de verregaande automatiseren van ‘Provisioning’ is het dus heel makkelijk voor iemand een Server te bestellen.
Licentiekosten zijn slechts 10% van de totale kosten van een system lifecycle. Beheerkosten over de 5 jaar dat een applicatie ‘leeft’ is ca. 80% van de kosten. Pas als die inzichtelijk worden gemaakt, en daar neergelegd worden in de organisatie waar ze ook gemaakt worden, pas dan zal je ‘VM Sprawl’ kunnen tegengaan.
En Johan, noem mij eens 1 besturingssysteem waar je geen financiele middelen voor hoeft te betalen ? En kom nou niet dat Red Hat, Suse of welk ander Linux systeem dan ook ‘gratis’ is, want ook voor die systemen zal een zichzelf respecterend bedrijf een onderhoudscontract met Red Hat, Novell of anderen afsluiten voor support.
Ik ben het eens met Erwin. VMwildgroei zal je altijd blijven houden tenzij je een goede Life Cycle manager hanteerd welke een verloop datum op een VM zet. En ook dat is geen garantie. Per Core licensing zie ik als een manier om meer geld binnen te brengen voor de OS licenties. Servers worden steeds krachtiger door het toenemend aantal Cores per CPU. Hierdoor word het consolidatie ratio steeds hoger en zijn er dus uiteindelijk minder hardware dozen nodig. Omdat er dus minder hardware dozen in het datacenter staan zijn er dus minder CPU’s en daarmee dus minder CPU licenties voor Windows Server……………..
Ben inderdaad ook zeker van mening dat een gratis OS niet bestaat. Onderhouds contracten zijn gewoon verplicht wanneer men gebruik maakt van de software……………