Stichting Digitale Infrastructuur Nederland (DINL), meent dat het kabinetsvoorstel voor een aanpassing op de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv) een onverantwoorde gok met de economische toekomst van Nederland is. De stichting vertegenwoordigt aanbieders van digitale infrastructuur, zoals AMS-IX, Dutch Datacenter Association en Surfnet. DINL heeft wel begrip voor de noodzaak van verbetering en modernisering en wil daarover in gesprek gaan met minister Ronald Plasterk van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Op 2 juli 2015 kwam het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) met een voorstel om de huidige Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv) aan te passen. De aanpassing heeft als gevolg dat de informatie- en medewerkingsverplichting gaat gelden voor alle aanbieders van communicatiediensten. Bij de huidige wet geldt deze verplichting enkel voor aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken en -diensten.
Volgens stichting DINL wekt dit voorstel de indruk dat dataverzameling het doel is geworden, in plaats van het verkrijgen van inlichtingen over verdachte personen of organisaties. DINL maakt zich zorgen over de gevolgen hiervan. Zo meent het dat de sector digitale infrastructuur hard wordt geraakt door de maatregelen, waardoor de hefboomwerking van deze industrie voor de economie wordt verstoord. Daarnaast beschadigt het kabinet het imago van Nederland als een land dat de privacy en de vertrouwelijkheid van gegevens beschermt, volgens DINL. ‘Dit schaadt de sterke positie van Nederland dat een ideale vestigingsplaats vormt voor datacenters en internationale online bedrijven.’
Verder moeten tienduizenden nieuwe bedrijven en organisaties in Nederland, die iets doen aan digitale communicatie, gaan meewerken aan het beschikbaar maken van hun bestanden en databases. Hierdoor gaan burgers zich volgens DINL bespied voelen door de overheid en minder vrij bezig zijn met hun online activiteiten. ‘Dit remt het gebruik van onlinediensten en daarmee de ontwikkeling van de digitale- en kenniseconomie.’
Problemen bij voorstel
Volgens de stichting is een fundamenteel probleem van het voorstel dat het niet is onderbouwd door bijvoorbeeld onderzoek naar het risico en de effecten van zulke maatregelen op de digitale- en daarmee de gehele economie. DINL signaleert ook nog een aantal andere problemen:
- De gehanteerde definities en omschrijvingen van bedrijven en hun activiteiten zijn verouderd. Dit creëert een onwerkbare inconsistentie in het domein van wet- en regelgeving en een conflict met de ontwikkelingen bij andere ministeries. Daarnaast leidt dit tot nieuwe verplichtingen, lastendruk, hoge kosten en daarmee uitvoerbaarheidsproblemen voor veelal kleine, innovatieve bedrijven.
- De overheid spreekt eigen principes tegen waaronder het stimuleren van de publiek-private samenwerking, hanteren van een multi-stakeholder aanpak en de principes van een vrij, veilig en open internet.
- Het toezicht en de controle op het gebruik van de vergaarde data en een juiste toepassing van de bevoegdheden zijn onvoldoende geborgd en georganiseerd. Zo wordt op geen enkele wijze inzichtelijk gemaakt hoe de verzamelde persoonsgegevens zullen worden beveiligd tegen zowel onrechtmatig en ongeautoriseerd gebruik als gebruik anders dan het oorspronkelijke doel.
DINL meent dat het plan in deze vorm neerkomt op onverantwoordelijk gokken met de economische toekomst van Nederland. ‘Dit in de wetenschap dat toekomstige economische groei voor een groot deel afkomstig zal zijn uit de online economie’, aldus DINL-directeur Michiel Steltman. Ondanks de kritiek op het huidige voorstel, heeft DINL wel begrip voor de noodzaak van verbetering en modernisering en ziet het de noodzaak van goed functionerende inlichtingendiensten. De stichting geeft dan ook aan bereid te zijn om met minister Ronald Plasterk van BZK in gesprek te gaan over aanpassing en de fundamentele problemen van het huidige wetsvoorstel.
Het is m.i. onjuist dat we voor kritiek op de ‘afluisterwet’ afhankelijk zijn van een stichting die een commerciële sector vertegenwoordigd.
Bij zulke fundamenteel ingrijpende wetten zou de kiezer mee moeten kunnen beslissen (bijv. referendum, en/of inspraak in de bewoordingen).
En als Plasterk niet doorgeeft dat ’t hier om de fundamenten gaat, dan zit hij op de verkeerde plek.