‘Hee kereltje, hoe is ’t?’, vraagt de oude man aan het jongetje. De eerste zit zich al de hele dag te vervelen op een stadsbankje; de tweede staat, aan de hand van zijn moeder, in de rij voor de ijscokar. ‘Goed, meneer.’ ‘Hoe oud ben je?’ ‘Elf, meneer.’ 'Al in de brugklas?’ ‘Groep acht, meneer.’ ‘Zwemdiploma’s?’ ‘A en B, meneer.’ ‘En je voetbalt natuurlijk?’ ‘Eh… ik houd eigenlijk meer van hockey.’ De oude man kijkt hem vragend aan: ‘Waarom?’ Het jongetje valt stil. En dat is het einde van het gesprek. De vraag ‘waarom’, is zoals bijna altijd, te moeilijk.
Als volwassene, rondstruinend in de zakelijke wereld, heb je die ervaring ook. De waarom-vraag kom je tientallen keren per dag tegen, ook (en misschien wel vooral) in de ict. Hij is erg voor de hand liggend, maar ook vaak veel te moeilijk. Hij wordt dan ook bijna nooit fatsoenlijk beantwoord. Je vraagt je af: waarom?
Wel, daar zijn maar liefst vijf redenen voor. Om te beginnen is het een heel open vraag. Het antwoord is niet een simpel ‘ja’ of ‘nee’. Van alle bekende open vragen (wie, wat, waar, waarmee, wanneer, waarom en hoe) is het de meest open vraag die er bestaat. Het antwoord op ‘waarom’ kan alle kanten op gaan en is vaak een heel betoog.
Ten tweede vraagt ‘waarom’, in tegenstelling tot zijn broertjes, niet naar concrete details, maar juist naar hoofdlijnen, beweegredenen, argumenten. Oftewel: de hogere abstractieniveaus, de dingen die we meestal niet bewust doen. Het bovengenoemde jongetje weet dat hij meer van hockey houdt, maar hij staat er nooit bij stil waarom. Hoge abstractieniveaus zijn voor filosofen gesneden koek, maar voor gewone mensen niet om doorheen te komen.
Ten derde geven die hogere abstractieniveaus eerder aanleiding tot onenigheid dan details. De hoe-vraag informeert naar veilige details: ‘Hoe kom je morgen naar je werk? Met de trein.’ Het beantwoorden van een waarom-vraag is echter spannend, je weet nooit waar het toe leidt. ‘Waarom kom je met de trein?’ levert een hoop mogelijke antwoorden op, zoals: ‘omdat ik principieel tegen auto’s ben’, ‘omdat ik geen geld heb voor een auto’, of ‘omdat het me nooit gelukt is om mijn rijbewijs te halen’. Allemaal antwoorden met potentiële risico’s op discussie en gedoe.
Dit leidt tot de vierde reden. Doordat het beantwoorden van waarom-vragen ons vaak in de problemen brengt, ontwikkelen we al op jonge leeftijd een afkeer hiervan. We herkennen het patroon onbewust uit uitspraken als ‘Waarom heb je je handen niet gewassen?’, ‘Waarom doe je nooit de deur achter je kont dicht?’ en ‘Waarom heb je nou nog steeds niet je kamer opgeruimd?’.
En tot slot de vijfde en lastigste reden. Zoals je merkt aan deze laatste voorbeelden, zijn waarom-vragen vaak retorisch. Een fatsoenlijk antwoord is niet mogelijk. Logisch dat een puber al gauw antwoordt: ‘Daarom!’ of ‘Weet ik niet’. Het retorische aspect zit ‘m hierin: eigenlijk gaat het gewoon om een mededeling (‘je hebt je kamer nog steeds niet opgeruimd’), die wordt ingepakt in een vraag. Die verpakking suggereert een zekere irritatie, maar deze wordt niet uitgesproken.
Zo’n retorische waarom-vraag wordt ook in onze zakelijke wereld vaak toegepast, zoals ik onlangs nog meemaakte. In een onderhandeling waarvan ik getuige was, vroeg iemand: ‘Ik zie acht dagen werk in uw offerte staan. Waarom moet dat zo ontzettend veel zijn?’ De ander zocht even naar woorden (redenen één en twee), voelde zich in het nauw gedreven (redenen drie en vier) en begon omstandig voor te rekenen waarom het deze keer, bij wijze van uitzondering, toch echt zo veel moest zijn. En dat terwijl hij de verborgen mededeling (‘ik vind acht dagen ontzettend veel’) had moeten adresseren door te beargumenteren dat het best meeviel of dat het een vrij normale schatting was. Nu ging hij mee in de bewering. Door zijn uitleg bevestigde hij de insinuatie dat zijn offerte inderdaad veel te hoog was.
Op zich is er niks mis met de waarom-vraag, al zegt deze vaak meer over (de mening) van de vraagsteller dan over de motivatie van de gevraagde. Veel managers houden druk op de ketel door te pas en te onpas de waarom-vraag te stellen. Voor veel mensen is het daarom een lastige, zelfs als ze daar geen enkele reden voor hebben.
Er is vaak maar één goed antwoord: “Hoezo?”
Waarom is dit artikel geschreven? 😉
Nou, daarom! Omdat het zo is.
Schitterend opiniestuk dat nog niet de aandacht heeft gekregen die het verdient.
Bovendien perfect aansluitend op het eerder verschenen al even mooie artikel van PaVaKe(Denken in problemen, niet in oplossingen): “maar als je vraagt waarom dan blijft het of angstvallig stil, of je krijgt een antwoord waarvan je denkt: ja, maar wat is nu je echte probleem? “.
Over dit boeiende onderwerp valt een hele boom op te zetten, maar ik wil me even beperken tot de volgende stelling van de auteur: “Van alle bekende open vragen (wie, wat, waar, waarmee, wanneer, waarom en hoe) is het de meest open vraag die er bestaat. “.
En dat is nog maar de vraag…
Tijdens een sollicitatiegesprek kan een sollicitant naar aanleiding van zijn CV de meest uiteenlopende waarom-vragen voor zijn kiezen krijgen. Maar nog lastiger en nog veel meer open is misschien wel de vraag “Wie ben je?”.
Zoals Gerard Visser het verwoordt in zijn prachtige, zeer aanbevolen essay “Niets cadeau. Een filosofisch essay over de ziel” (2009, blz 92):
‘De computer kan een toren van Babel aan wat-bepalingen opslaan. Toch zal hij nooit worden overvallen door de vraag: ‘Wie ben ik eigenlijk?’. Het wie is de allerkortste aanduiding voor het onpeilbare raadsel van mijn individualiteit.’
Die bomen zetten ze in december maar op.
Zo blij dat ik jullie manager niet ben. Nu maar hopen, ook niet collega, anders kan ik weer alles zelf doen.
Oneindig ge-oh, terwijl Jayton toch zo duidelijk het antwoord geformuleerd heeft 🙂