Nederland kent diverse initiatieven als het gaat om big data. Zo heeft TNO inmiddels voor het tweede achtereenvolgende jaar een big data-symposium georganiseerd, waar nieuwe ideeën op het gebied van big data werden gepitcht. Ook staat er in Almere een ‘Big Data Value Center’, dat een koppeling biedt tussen de universiteit en toekomstige bedrijven.
In vergelijking met andere Europese landen staan we er dus goed voor als Nederland. Met Amerika kunnen we ons echter nog maar beter niet proberen te meten. Wat ligt hieraan ten grondslag en hoe kunnen we onze concurrentiepositie verder verbeteren?
Duitsland is een land dat erg sterk is op het vlak van innovatie. Sterker dan Nederland ook, al is dit best lastig te beoordelen, omdat beide landen een hele andere strategie volgen. Duitsland richt zich heel duidelijk op de grote bedrijven die flink inzetten op research en development. Om die reden heeft Duitsland ook een grote hoeveelheid aan patenten op zijn naam staan.
In Nederland richten we onze aandacht veel meer op software. Door het verzamelen van data kunnen via de juiste software conclusies worden getrokken die weer leiden tot verbetering en aanscherping van beleid. Door te meten, bouw je historie op en kun je vergelijkingen trekken, waarmee conclusies beter onderbouwd zijn. Deze kennis en kunde kunnen wij weer ‘exporteren’ naar het buitenland.
De aanpak van onder andere TNO en het Big Data Value Center, het aanjagen van nieuwe ideeën, is een enorme stimulans als het gaat om de verdere ontwikkeling van big data, ook buiten onze landsgrenzen. Vele proof of concepts worden verder ontwikkeld tot daadwerkelijke producten en dit leidt weer tot nieuwe bedrijven. Dit is een hele vooruitstrevende aanpak, waarmee we als Nederland één van de voorlopers binnen Europa zijn geworden.
Amerikaanse start-ups
Amerika is het land van de durf-investeringen. Als er daarbij van de tien investeringen eentje lukt, is men in Amerika tevreden. In Europa willen we dat meteen alle tien de opties succesvol zijn, wat natuurlijk niet altijd mogelijk is. In Amerika is er vorig jaar voor ongeveer vijftig miljard dollar geïnvesteerd in venture capitalist softwareondernemingen, dit betrof met name een grote hoeveelheid aan start-ups. Ter vergelijking: in dezelfde tijd is er in Duitsland slechts voor een half miljard euro geïnvesteerd.
De EU heeft ingezien dat Europa achterloopt en dat er een plan moet worden opgesteld om funding beschikbaar te stellen voor research. Dit gebeurt echter veel te bureaucratisch en veel te weinig toegespitst op het op de markt brengen van producten. Meer dan 50 procent van deze funding voor research komt ook nog eens terecht bij grotere bedrijven, die dit vaak niet echt nodig hebben. Slechts 25 procent gaat naar het mkb en de overige 25 procent gaat naar instituten en universiteiten. Grotere bedrijven besteden een groot gedeelte van het geld aan zaken die niet direct bijdragen aan succes; zo gaat het geld bijvoorbeeld onder andere naar grote accountantskantoren.
Amerika versus Nederland
In Amerika worden de (flinke) budgetten met name ter beschikking gesteld aan start-ups, zodat deze zich verder kunnen ontwikkelen. In Nederland komt dit principe veel minder voor, met name omdat we hier moeten voldoen aan een veel striktere wet- en regelgeving. Nederland doet het echter goed met de kleine hoeveelheid aan resources die we hier hebben.
Doordat in Amerika veel meer geld direct naar start-ups gaat, is het daar veel makkelijker om ‘kort op de bal te spelen’. Een idee dat daar ontstaat, is vaak veel makkelijker te beoordelen op of het ook daadwerkelijk te ‘vermarkten’ is. Je moet niet alleen met een technische bril kijken naar hoe het product gemaakt moet worden, maar zeker ook naar of het product daadwerkelijk te verkopen is. Dit laatste vormt namelijk vaak het grootste probleem en is ook kostbaar, maar o zo belangrijk. Er wordt echter vaak niet (voldoende) aan gedacht, al helemaal niet door de Europese Commissie.
Online beschikbaarheid
Een land als Amerika loopt voorop als het gaat om internet en e-commerce. Amerikanen gebruiken het internet ook veel voor ‘through-partner marketing’: via je partner marketing bedrijven. Heel veel Amerikaanse bedrijven streven een dergelijke aanpak na voor hun reseller- en distributeursnetwerk.
Het doel van bedrijven zou moeten zijn om hun producten zo snel mogelijk, online, vaak via de keten, te kunnen vermarkten. Dit distributiekanaal omvat de hele keten van fabrikant naar distributeur naar reseller naar eindgebruiker. De communicatie in de keten is hierbij essentieel voor een betere online verkoop. Maar ook voor het beter kunnen leveren en het kunnen aanleggen van een goede voorraad, op verschillende plekken.
Nederland richt zich zoals gezegd erg op software. De bredere adoptie van de verschillende softwareproducten voor through-partner marketing zorgt ervoor dat alle voor de communicatie benodigde content eenvoudig beschikbaar wordt gemaakt voor resellers. Denk hierbij aan de inzet van e-mail, een social media post, of een campagne e-commercesite. Een wijziging die de fabrikant maakt, wordt via de software automatisch in real-time geüpdatet doorgezet aan alle partners voor interactie met de eindgebruikers, wat er vele duizenden kunnen zijn. Later zijn deze berichten ook te analyseren: hoeveel kliks en leads zijn er gerealiseerd per partner? Dát is big data en dat is enorm waardevolle informatie. Daarom moeten we bij alles wat we doen big data in het achterhoofd blijven houden. Dit draagt uiteindelijk bij aan een sterkere internationale concurrentiepositie voor Nederland.