De smartphone is een verlengstuk geworden van ons brein. Ga maar na, herinneringen slaan we niet meer op in onze hersenen maar op onze digitale apparaten. Bij digital natives, de jongere generatie die opgroeide met hun smartphone en tablet, is dat zeker het geval. Maar ook de oudere leeftijdsgroepen worden steeds afhankelijker van hun mobiele apparaten, zo blijkt uit ons recente onderzoek naar digitale dementie.
Digital natives, jongeren in de leeftijdscategorie van zestien tot 24 jaar, hebben bijna allemaal een smartphone of tablet tot hun beschikking, zo toonde ons onderzoek onder zesduizend Europese inwoners van zestien jaar en ouder aan. Maar niet alleen zij, ook veel oudere gebruikers hebben een smartphone die ze beschouwen als een verlengstuk van hun geheugen. Dat is niet gek als je bedenkt dat in de Benelux 86 procent van de respondenten in alle leeftijden vindt dat ze teveel informatie moeten onthouden.
De smartphone helpt ons al deze informatie te ‘herinneren’ en dat is ook voor de oudere generaties cruciaal. Bijna 65 procent van de Benelux-respondenten zegt namelijk het telefoonnummer van hun eigen kinderen niet eens uit het hoofd te kennen. Laat staan het nummer van de school van hun kinderen (92 procent). Het nummer van het ouderlijk huis toen ze tien waren, kan bijna 60 procent zich daarentegen wel herinneren.
Worden we dommer?
De vraag die zich dan opdringt is: worden we steeds dommer? Door de geschiedenis heen zijn we op zoek geweest naar manieren om meer te kunnen doen. Dat begon al met de uitvinding van het wiel. In combinatie met een tam paard konden we ons daarmee sneller voortbewegen. Vervolgens zorgden stoommachines voor een toename van de productie van artikelen. Om maar niet te spreken over elektriciteit, wat niet alleen onze machines ging aandrijven, maar ook de werkdag langer maakte.
Kennis werd door ons schrift en de drukpers overgedragen van generatie op generatie. Dat is alleen maar versneld door de komst van internet. Daarnaast heeft internet ervoor gezorgd dat we meer en efficiënter kunnen werken. We hoeven niet meer naast elkaar te zitten om te overleggen en ideeën in uitvoer te brengen. Tot slot maakten de smartphone en mobiel internet ons en onze kennis zelfs nog flexibeler.
Informatie op het moment suprême
Nu bewaren we de meeste informatie op onze smartphone of in een dienst die we via internet kunnen benaderen. We willen niet meer alles weten, we willen alleen weten waar we het kunnen vinden op het moment dat we het nodig hebben. Google, of je het nu wilt of niet, heeft ons leven een stuk makkelijker gemaakt, zeker voor de mensen zonder fotografisch geheugen.
Door ontwikkelingen als het nieuwe werken gaan zakelijk en privé steeds vaker door elkaar lopen, het liefst gebruik je hiervoor één apparaat, zodat je niet continu hoeft te switchen. De bring-your-own-device-trend is hier een goed voorbeeld van. Voor de werkgever alleen maar handig, want zo ben je ook nog eens ’s avonds en in het weekend bereikbaar.
BYOD op vakantie
Maar we maken onszelf ook een stuk kwetsbaarder door onze smartphones als verlengstuk te zien. De komende weken zullen veel gebruikers weer even met de neus op de feiten gedrukt worden. Wanneer je het op vakantie in het buitenland zonder internet moet stellen, heb je immers voordat je het weet toch maar weer die papieren kaart uitgevouwen op schoot, om de weg naar dat ene romantische restaurantje te zoeken. Of als je even naar je ouders wilt bellen om te vertellen dat je veilig bent aangekomen, zal je net zien dat je batterij leeg is en je oplader nog thuis ligt. De payphone bij de receptie kan uitkomst bieden. Dan maar hopen dat je ouders nog hetzelfde telefoonnummer hebben als toen je tien was.
Dat we bepaalde informatie niet meer onthouden, wil niet zeggen dat we er niets meer mee kunnen zodra we het (weer) tot onze beschikking hebben.
Dementie is in die zin een wat misplaatst woord. Een dementerend brein kan behalve de informatie zelf ook het bewerken van die informatie steeds minder goed aan. En dat is toch wel een groot verschil met gezonde breinen die weliswaar steeds minder worden getraind in het sec onthouden van informatie, maar des te meer worden uitgedaagd de enorme hoeveelheden beschikbare informatie op de juiste wijze te selecteren, te ordenen, te duiden, te gebruiken en wellicht zelfs te verrijken.
Daarbij: hoe vaker je iets opzoekt, hoe beter je het uiteindelijk toch onthoudt.
“Elk nadeel hep se voordeel” derhalve, en alleen de toekomst zal leren of het een zwaarder weegt dan het ander.
“The Shallows” van Nicholas Carr stelt de vraag of Google ons dommer maakt… Dommer niet, anders. We geven ons zelf de boodschap dat we iets niet hoeven te onthouden omdat we het toch wel terug kunnen vinden. Dat maakt onze parate kennis veelal beperkter.
Parkeersensoren zorgen ervoor dat we steeds slechter zelf kunnen parkeren.
Navigatie zorgt ervoor dat we de weg niet meer onthouden.
Maar zoals een vriend van mij op de universiteit opmerkte: De studenten van nu zijn een stuk intelligenter dan tien jaar geleden. De snelheid waarmee ze zich iets eigen maken is vele malen sneller en studenten zijn steeds productiever.
Dementie suggereert dat je iets vergeten hebt wat je wist, maar de waarheid is dat we het domweg nooit onthouden hebben omdat het niet meer nodig is….
En ja, als wij op een eiland gedropt worden zonder techniek zullen we een zeer zware tijd beleven….
Vroeger een ijzeren geheugen, nu een notitieblok.
Met hulp van mijn notities kan ik me prima helpen, ik zie het probleem daar niet van.
Daar komt nog bij dat ik mijzelf vandaag de dag nog steeds nieuwe technieken eigenmaak die ik jonge vakgenoten (helaas) eerder niet dan nauwelijks zie doen. Kwestie van interesse denk ik.
@Henri, mensen in onze leeftijds catagorie weten zich echt wel te behelpen, We hebben allemaal wel ooit als scholier of bij scouting ons moeten behelpen zonder slimme telefoon en internet.
Met een paar boomstammen en stukken touw kom je dan een heel eind.
Ik denk niet dat Google en andere internetgrootheden ons dommer maakt, maar vooral luier.
We hoeven niets meer te onthouden, alles is immers opgeslagen in onze smartphone en het wereldwijde web.
Zoals de auteur al opmerkt: in de jaren 80 kende ik van de hele familie alle telefoonnummers uit m’n hoofd omdat ik geen zin had telkens het nummer op te zoeken in het telefoonboek (of de kaartenbak bij de huistelefoon). Vandaag de dag zijn het allemaal voorgeprogrammeerde icons op je smartphone.
Ik zie echter ook een keerzijde van de toegankelijkheid van alle informatie op internet. Er zijn legio mensen die het onderscheid tussen feiten en fictie nauwelijks kunnen maken, of mensen die iets vinden op internet maar niet in de juiste context kunnen plaatsen waardoor verkeerde keuzes gemaakt worden.
Waar het nauwelijks mogelijk is om het begrip intelligentie te definieren is het ook slecht mogelijk om “dom” of “dommer” te definieren.
Of zoals Darwin het eenvoudig ze, wie zich aanpast blijft, wie zich niet aanpast verdwijnt.
Vanwege het populaire karakter van dit soort beschouwingen hab ik er een afkeer van. Wie een halfweg wetenschappelijks studie kent vraag ik die te noemen.
Wie veel internet gebruikt wordt er natuurlijk door beinvloed en “bestuurders” (ik houdt het netjes . . ) gebruiken dat medium al te graag om te beinvloeden, dat moet je als gebruiker bewust zijn om dan met verstand te kiezen welke informatie je uit die rijstebrei berg filtert en wat je voor waar neemt.
Nog even ter herinnering, leer je kinderen om ook wat met hun handen te maken, geen simulatiespel maar touw, hout, spijkers enz. dat verbreedt de horizon en helpt als je ooit op dat eiland landt.
Daar drink ik met Reza een Westmalle op, proost!
PS waarom dementie, medicalisering brengt niets, zeker als je geen medische achtergrond hebt. dan lijkt het meer een digitale mediale diarree. Misschien het gevolg van te veel trippeltjes.
Dommer wil ik niet zeggen, maar al die IT attributen werken wel een enorme ‘hersen-luiheid’ in de hand.
Idd, het voorbeeld van telefoonnummers is goed gekozen. Ik ken maar een paar nummers uit het hoofd. Niet om te bellen maar omdat je dat nummer nog wel eens ergens moet opgeven.
In het begin van de middelbare school was ik goed in hoofdrekenen totdat we de rekenmachine mochten gaan gebruiken. De oefening voor het hoofdrekenen verdwijnt dan snel. Overigens gold ook toen al dezelfde discussie, kinderen worden dommer door het gebruik van de rekenmachine. Het is maar hoe je het bekijkt want ze kunnen nu eerder en veel sneller complexe berekeningen maken.
Informatie is ook veel vluchtiger geworden. Net als je iets geleerd hebt is het al weer verouderd. Dat is ook wat ik tegen heb op de systeem specifieke certificatie. Een MSCE op Windows NT is verouderd op het moment dat er een nieuwe versie komt. RHCE kent hetzelfde probleem. CompTIA en LPI zijn dan een stuk beter omdat dat de basis technieken leert. En hoe je “man” gebruikt natuurlijk.
Ik werk dagelijks met 4 verschillende OS systemen, elk met een eigen variant voor Traceroute. Probeer dan maar eens te onthouden welke versie op welk platform nodig is, en welke opties daar werken. De online help systemen zijn dan een uitkomst.