Niet-doen is handelen door af te wachten. Niets doen is de onverschillige tegenpool van niet-doen. Sommige problemen los je op door juist niet in te grijpen, bij te sturen of de boel te redden. In het Taoïsme heet dit principe van niet-doen Wu-Wei. Het vergt ervaring, inzicht en alertheid om dit te kunnen toepassen.
Wu-Wei zou voor menig cio verlichting kunnen bieden. It als afdeling is vaak te gedreven en soms kinderlijk naïef in het redden van it-projecten en het in de lucht houden van oude meuk. De werkdruk is daardoor zo hoog dat er geen tijd meer is om na te denken.
Vraag jezelf af of je wel aan een dood paard moet trekken. Een cio van een grote verzekeraar ging eind jaren negentig bewust niet in op het verzoek van de top om ‘maar even’ crm te implementeren. De business wilde meer financiële producten verkopen aan de klanten: Siebel claimde in die tijd dat bedrijven met crm het beter deden op de beurs. Het organisatiemodel van de verzekeraar was echter verre van klantgericht: elke line of business verkocht zijn eigen producten. Ook de it-systemen zaten al decennia zo in elkaar. Crm als oplossing voor klantcentraal werken ging tegen de natuur in van het beestje: productsilo’s waren leidend, niet de klant. De cio geloofde niet dat crm als tovertool daar verandering in ging brengen. Terwijl andere cio’s vrolijk meegingen in de wens van hun business (crm was destijds een hype, al mislukte 70 procent van de implementaties) besloot deze cio tot niet-doen en de bal terug te kaatsen. Het heeft ze veel geld bespaard.
Cio’s kampen al jaren met grote druk op de it-budgetten. Harder werken met minder middelen was het antwoord op elke crisis in de afgelopen vijften jaar. Voor preventief onderhoud is inmiddels bijna geen geld meer beschikbaar. Wat overblijft, is brandjes blussen en heel hard rennen bij elke ongeplande gebeurtenis. Op papier ziet het er nog aardig efficiënt uit, maar in werkelijkheid tiert de ongezonde stress welig.
De categorie ongepland werk groeit explosief wanneer er alleen maar tijd is om te doen en niet om na te denken. Als cio kan je het tij keren door vaker Wu-Wei toe te passen. Wanneer er geen tijd en geld meer is voor bijvoorbeeld problem management, maak dan een statement naar de top: wijs changes die niet zijn gericht op het voorkomen van verstoringen, voor de verandering eens af. Of accepteer geen, door business, aangevraagde nieuwbouwprojecten meer, wanneer in de business case onvoldoende rekening wordt gehouden met onderhoud. Of belast aan de business de werkelijke kosten door voor het in de lucht houden van oude systemen: laat vervuiler betalen en stop met de hoofdelijke omslag. Dan is er ‘plotseling’ wel een harde economische prikkel voor consolidatie of eliminatie van de legacy. Willen we it naar een structureel hoger plan tillen? Ik pleit voor meer niet-doen.
Als CIO wil je niet dat je bijnaam CI(n)O wordt, maar je wilt ook niet op alles ja zeggen. Wanneer zeg je nee? Als IT-afdeling heb je vier soorten werk: projecten in opdracht van de business, IT-projecten die randvoorwaardelijk zijn voor de businessprojecten, changes op bestaande omgevingen en – de grootste puist van activiteiten – ongepland werk. Doordat we niet duidelijk genoeg zijn over de eerste drie soorten werk, verzuipen we in de vierde soort. Door beter nee te verkopen op mogelijk te plannen werk dat niet goed is doorgedacht of ronduit stompzinnig, voorkom je dat dat je straks een aan burn-out grenzende overbelasting van je IT-organisatie hebt door een tsunami aan ongepland werk.
@Marco G,
Je kunt geen ‘nee’ verkopen.
Je kunt wel ‘niets’ of je product niet verkopen.
In mijn ogen is dat glashelder.
Klanten (intern of extern) willen geen ‘nee’ horen.
Kortom, wiens probleem wordt het dan?
Lees; ik wil een product wat u niet kan maken, wat dat uiteindelijk gaat kosten maakt mij niet uit – daar gaat de afdeling finance over…
Wiens probleem wordt het dan?
De kunst van het wel doen… (is hopelijk wat je bedoelt).
@Marco
In laatste opinie gaf ik een definitie voor IT-debt, het achterstallige onderhoud zit in integriteit van business doordat randvoorwaardelijke activiteiten grotendeels gaan om non-functionele requirements. En deze kosten vooral geld waardoor ze vaak niet ingevuld worden.
Ongepland werk is gewoon onzin omdat het hier om prioriteiten gaat en de meeste CIO’s slaan nog geen deuk in een pakje boter door je eerdere verhalen over CDO’s. Zolang IT nog als marge verhogend gezien wordt en niet als kritische succesfactor dan blijft het dweilen met de kraan open.
Ja zeggen is makkelijker dan onderbouwd nee zeggen en het werkelijke probleem zit in het configuratie management. Ik durf hierin te stellen dat 99% van de organisaties niet weet wat ze precies aan IT middelen gebruiken. Heb trouwens een 100% score om discrepanties in aannames en realiteit aan te tonen.
Je argumentatie gaat scheef door het feit dat bijvoorbeeld de kosten van een migratie van Windows XP niet gedragen worden door de business maar de IT-afdeling. Nu is dit niet echt ongepland werk als we kijken naar de budget gestuurde planningen van gemeenten. En je moet als CIO wel heel sterk in je schoenen staan om te zeggen dat alle Windows XP desktops uitgezet worden.
Sorry maar factfree opinie en reactie klopt niet met mijn waarnemingen welke vooral gebaseerd is op meten, stompzinnig is besluiten op basis van aannames. Verschil tussen doelgerichtheid en doelmatigheid zit dus vooral in het meetbaar maken, het kwantificeerbaar maken van IT debt om zodoende niet alleen een planning maar vooral een priotering te maken.
Want als je opdeelt naar 4 soorten werk dan weet ik wel wat het eerste sneuvelt, de beheer(s)baarheid die vooral in randvoorwaardelijke eisen zit. Als ik overweeg dat een kritische maatschappelijke service als de belastingdienst een brief moet sturen om digitale BCIV-matrix in te kunnen vullen dan weet ik dat er nog veel achterstallig onderhoud is.
Twee dagen voor het verschijnen van bovenstaand opiniestuk refereerde ik in een reactie op opinie “Techniek versus talent” naar de opstellen “De techniek en de ommekeer” en “Gelatenheid” van Heidegger. Mijn vermoeden dat er enige verwantschap bestaat tussen Woe-Wei en Gelatenheid wordt met één simpele zoekopdracht bevestigd:
http://www.freidok.uni-freiburg.de/volltexte/441/
Een proefschrift uit 2002 met de fraaie titel:
Gelassenheit und Wu-Wei : Nähe und Ferne zwischen dem späten Heidegger und dem Taoismus
is hier in z’n geheel te downloaden en dus in te zien.
Compliment aan de auteur dus voor het delen van zijn boeiende inzichten!
@Jack
Zodra ‘holistische’ filosoof gaat reageren zit ik op het puntje van mijn stoel, abstractie van aanname en realiteit van implementatie geeft tenslotte altijd haakjes om op te reageren. In dit geval een beetje jammer dat dezelfde oude wijn in nieuwe zakken gestopt wordt als ik kijk naar fenomeen van IT-debt. Het ‘grote nietsdoen’ van alles benoemen maar niets oplossen van poldermodel zorgt namelijk alleen maar voor hogere belastingen.
Ik vind het prima als we Anglo-Amerikaanse filosofie inwisselen voor Oosterse zolang er maar een keus gemaakt wordt. Het hinken op twee gedachten maakt namelijk de besluitvorming zelf kreupel als ik overweeg dat veel geadopteerd wordt maar weinig afscheid genomen. Hele C-alfabet van auteur is namelijk de ‘veramerikanisering’ van de besluitvorming welke steeds vaker op aannames in plaats van inzichten gedaan wordt.
Het zal duidelijk zijn dat ik filosoferen niet als arbeid beschouw, iets met lege maag en opportunisme van overleven zullen we maar zeggen;-)
Ewout,
Je zit mij natuurlijk een beetje te “stangen” door mij opnieuw een holistisch filosoof te noemen 🙂
Maar ik vind het wel grappig, omdat het mij dwingt nog eens na te denken over de vraag wat voor filosoof ik dan wel ben. Nou ja, in ieder geval een hobbyfilosoof. Maar inhoudelijk beschouw ik mij nog het meest als existentiefilosoof.
Nu is “existentiefilosofie” een begrip met een behoorlijke staat van dienst; in 1929 de filosofie ingevoerd door de Duitse filosoof Fritz Heinemann (1889-1970). Deze filosoof stond overigens zeer kritisch tegenover existentiefilosofie in het algemeen en Heidegger in het bijzonder, getuige zijn zeer leesbare publicaties Existentiefilosofie: levend of dood? (Ned.vert. 1967; Oorspr. 1954) en Filosofie op nieuwe wegen (Ned. vert. 1963, Oorspr. “Jenseits des Existentialismus”, 1957). Als reactie op existentiefilosofie ontwikkelde hij in laatst genoemde werk een “metafysica van de innerlijkheid”, met mijns inziens zeer waardevolle inzichten ten aanzien van waarden en ziel.
Als we het begrip existentie nu in een moderner jasje willen steken, dan zou selfservice een goede kandidaat zijn.
Het gaat steeds weer om de vraag: hoe maken we de overstap van de welbekende legacy naar selfservice architecturen die de toekomst mogelijk maken.
Wat dat betreft zitten we niet in elkaars vaarwater; jij richt je (terecht!) op het eerste; ik mag graag nadenken over het laatste. En hierbij geldt inderdaad: gooi geen oude schoenen weg voordat je nieuwe hebt.
Om in discussie de verschillende standpunten helder tegen elkaar af te zetten ‘stang’ ik inderdaad een beetje;-)
Aangaande je wens om tot ‘selfservice’ architecturen te komen is het de vraag of legacy in de techniek of de hoofden zit. Want aangaande het idee van ‘selfsupporting’ hebben we het nog opmerkelijk vaak over een omgekeerde pyramide. De negatieve connotatie van legacy wordt vooral bepaald door het feit dat onderhoudskosten toenemen terwijl mogelijkheden afnemen.
Natuurlijk is het goed om een punt aan de horizon te zetten maar vergeet niet om de route te beschrijven vanuit het vertrekpunt. Filosoferen is leuk maar het realiseren vraagt investeringen die uit de lengte of de breedte moeten komen.