Verschillende organisaties waaronder ict-bedrijven spannen een kort geding aan tegen de Staat over de Wet Bewaarplicht Telecommunicatie. Die zaak dient vandaag, 18 februari 2015, bij de rechtbank in Den Haag. Volgens de eisers is de wet die telecom- en internetaanbieder verplicht om meta-data over die communicatiegegevens te bewaren in strijd met de privacy van burgers.
De eisers zijn Stichting Privacy First, de Nederlandse Vereniging van Strafrechtadvocaten (NVSA), de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ), het Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten (NJCM), internetprovider BIT en telecomaanbieders VOYS en SpeakUp. De procedure wordt gevoerd door Boekx Advocaten in Amsterdam.
Onder de Wet Bewaarplicht Telecommunicatie worden sinds 2009 de communicatiegegevens (telefonie- en internetverkeer) van iedereen in Nederland respectievelijk twaalf maanden en zes maanden opgeslagen voor de opsporing en vervolging van strafbare feiten. In het kort geding eisen de organisaties en ondernemingen dat die wet buiten werking wordt gesteld wegens strijd met het recht op privacy.
Volgens de eisende partijen is de Nederlandse bewaarplicht van telecommunicatie (dataretentie) in strijd met fundamentele grondrechten die privéleven, communicatie en persoonsgegevens beschermen.
‘Bewaarplicht onrechtmatig’
Privacy First: ‘Dat was vorig jaar ook het oordeel van zowel het Europese Hof van Justitie als de Nederlandse Raad van State. Minister Opstelten van Justitie weigert niettemin de Wet Bewaarplicht Telecommunicatie buiten werking te stellen. De wet wordt door de minister gehandhaafd tot dat een aanpassing in werking is getreden, en dat kan nog jaren duren.’
De privacy-organisatie licht toe: ‘Op 8 april 2014 verklaarde het Europese Hof van Justitie de Europese Dataretentierichtlijn in zijn geheel en met terugwerkende kracht ongeldig. De Nederlandse Wet Bewaarplicht Telecommunicatie is vrijwel identiek aan deze ongeldige richtlijn. Volgens het Hof is het lange tijd vastleggen van communicatiegegevens van iedereen, zonder concrete verdenking, in strijd met het fundamentele recht op privacy. Het onbeperkt en ongericht verzamelen van communicatiegegevens van gebruikers in het kader van zogenaamde ‘mass surveillance’ is volgens het Hof niet toegestaan.’
Kritiek van CBP
Het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) heeft op verzoek van minister Opstelten op 17 februari 2014 advies uitgebracht over de Nederlandse bewaarplicht. Privacy First: ‘Het CBP concludeert hierin dat de noodzaak van de huidige bewaarplicht nooit is aangetoond, dat de bewaarplicht disproportioneel is en onvoldoende privacywaarborgen bevat. De bewaarplicht is daarmee onrechtmatig. We beschouwen dit als krachtige ondersteuning van het kort geding bij de rechtbank Den Haag.
Ernstige misdrijven
De Eerste Kamer die in 2009 het wetsvoorstel goedkeurde, lichtte de wetswijziging destijds als volgt toe: ‘De aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken en telecommunicatiediensten (internettoegang, e-mail en (internet) telefonie) worden ten behoeve van de opsporing en vervolging van ernstige misdrijven verplicht tot het bewaren van verkeers- en locatiegegevens voor een periode van twaalf maanden.
Het gaat niet om het bewaren van de inhoud van de communicatie. De richtlijn bevat bepalingen over de te bewaren gegevens, de bewaartermijnen, de bescherming en de beveiliging van de bewaarde gegevens en het toezicht daarop, de rechtbescherming en de sancties. De investerings- en exploitatiekosten komen ten laste van de aanbieders. De aanbieders hebben wel recht op vergoeding van de administratie- en personeelskosten, die voortvloeien uit het opvragen van bewaarde gegevens door de bevoegde autoriteiten.