Toegang tot snel internet is een voorwaarde voor krachtige economische groei. Dat staat in de Europese Digitale Agenda, waarin de digitale ambitie voor Europa in 2020 is vastgelegd. De EU-lidstaten moeten stimuleren dat er op grote schaal wordt geïnvesteerd in technologie om een goede digitale toekomst zeker te stellen, zo staat in de Digitale Agenda. Toch lijken die toegang en investeringen de bottleneck te worden.
In 2020 moet iedereen toegang hebben tot breedband internet met een snelheid van minimaal 30 Mbps en 50 procent van de huishoudens moet zelfs beschikken over een aansluiting van minimaal 100 Mbps, staat in de Europese Digitale Agenda. Hoewel het Nederlandse kabinet deze doelstellingen over heeft genomen in de Digitale Agenda.nl, is dit voor ons land niet het einddoel. De Nederlandse Digitale Agenda richt zich op vier pijlers: meer ruimte voor ondernemers om slimmer te werken, een snelle en open infrastructuur, digitale veiligheid en vertrouwen en de noodzaak voor innovatie van meer e-vaardige mensen op de arbeidsmarkt en een goede ict-onderzoeksinfrastructuur.
Mix van private en publieke inspanningen
Alle digitale ambities, of ze nou Europees of landelijk zijn, starten bij de infrastructuur. Niet voor niets riep voormalig Eurocommissaris Kroes alle EU-lidstaten op om meer te investeren in technologie. In een stelling over smart cities en het verbinden van buitengebieden met supersnel breedband internet schreef ze dat er een mix nodig is van publieke en private inspanningen. Steden moeten over een ict-infrastructuur beschikken die hen productiever en duurzamer maakt, terwijl kleinere gemeenschappen met steden verbonden moeten worden om duurzaam te worden op sociaal en economische gebied.
Hans van Leeuwen, network counsel bij glasvezelleverancier Eurofiber en in die functie verantwoordelijk voor de contacten met de centrale en lokale overheid: ‘Op het gebied van leges, vergunningen en systemen zijn er bij de decentrale overheden zulke grote verschillen dat dit de aanleg van glasvezelnetwerken bemoeilijkt. Met een betere samenwerking op dat gebied kunnen we sneller netwerken uitrollen.’
Glasvezel is onmisbaar
Glasvezelverbindingen worden in Nederland aangelegd door telecomaanbieders, gespecialiseerde aanbieders of gemeenten zelf. Dat laatste is kostentechnisch aantrekkelijk, menen gemeenten, maar voor de gebruikers is het niet ideaal, want met louter de aanleg van een verbinding ben je er nog niet. De uitdaging zit hem vooral in het beheer en onderhoud van een netwerk. KPN legt zijn eigen glasvezelnetwerk aan, Ziggo en UPC doen dat bijvoorbeeld voor hun eigen kabelnetwerk en Eurofiber is een onafhankelijke leverancier van slimme netwerken.
Glasvezel wordt in toenemende mate onmisbaar in onze samenleving. Waar steeds meer mensen zich kunnen indenken dat glasvezel noodzakelijk is voor bijvoorbeeld werken in de cloud en het mobiele telefoonverkeer, realiseren maar weinigen zich dat glasvezel ook wordt gebruikt voor het op afstand aansturen van bruggen en sluizen, voor de bediening van straatverlichting en verkeersregelinstallaties en voor de routering van de energie tussen centrales. Zonder glasvezel zou onze wereld er heel anders uitzien.
Vergunningen en leges
Gemeenten hebben tot doel om een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor wonen en werken te creëren. Hiervoor zijn openbare elektronische communicatienetwerken onmisbaar. Toch is er geen eenduidige aanpak voor de aanleg hiervoor.
‘Nederland telt 403 gemeenten en telecomaanbieders hebben, kort door de bocht gezegd, te maken met 403 verschillende verordeningen en handboeken voor de uitrol van een netwerk. Gezien de autonomie die iedere gemeente in Nederland heeft, kunnen zij zelf bepalen hoe de vergunningprocedure in elkaar steekt en welke leges (aanvraagkosten voor een vergunning) er geheven worden. Zo komt het voor dat in gemeente A de leges driehonderd euro bedragen, maar in gemeente B voor exact dezelfde vergunning drieduizend euro moet worden betaald’, vertelt Van Leeuwen. Gemiddeld bedragen de gemeentelijke kosten (die meer omvatten dan alleen maar de leges) zo’n 20 tot 30 procent van het totale kostenplaatje voor de aanleg van een nieuw glasvezelnetwerk.
Verschillende systemen
Veel gemeenten zijn daarnaast nog niet zover dat het mogelijk is om digitaal een vergunning aan te vragen. En onder de gemeenten die al wel gebruikmaken van een systeem om digitaal vergunningen aan te vragen, wordt een grote diversiteit aan systemen gebruikt. ‘We werken het liefste digitaal’, vertelt Van Leeuwen. ‘Je kunt je voorstellen dat dat niet alleen efficiënter is, maar het is ook nog eens duurzamer, omdat we niet een heel pak papier aan bijlagen hoeven toe te voegen aan een vergunning.’
Door de wildgroei aan systemen, moeten telecomaanbieders en andere glasvezelleveranciers bij ieder aanlegtraject veel extra uitzoekwerk verrichten. ‘Het zou een stuk efficiënter werken als er een eenduidig systeem met eenduidige regels zou worden opgesteld’, benadrukt van Leeuwen. Zo’n eenduidig model is er al wel op het gebied van de telecomverordening die iedere gemeente moet hebben.
De VNG (Vereniging Nederlandse Gemeenten) stelde een modelverordening op en liet die toetsen. De verordening wordt gedragen door de telecomsector en is beschikbaar gesteld aan de Nederlandse gemeenten. ‘Alleen wordt die weinig gebruikt. Gemeenten stellen vaak zelf een verordening op of schakelen daar een extern bureau voor in.’
Van Leeuwen vertelt dat hij en zijn collega’s er regelmatig mee worden geconfronteerd dat zo’n zelf opgestelde verordening in strijd is met de Telecomwet. Maar in Nederland geldt dat op het moment dat een verordening is aangenomen – vaak gebeurt dat voor één jaar-– deze niet meer kan worden verworpen. ‘Waardoor wij dus bezwaar moeten indienen tegen iedere afgegeven vergunning die op zichzelf in strijd is met de wet. Een beetje de omgekeerde wereld.’
Hij pleit ervoor dat iedere Nederlandse gemeente de VNG-modelverordening overneemt en dan in het gemeentelijke handboek de lokale procedures beschrijft. ‘Die handboeken kunnen onderling best verschillen, als op hoofdlijnen maar helderheid bestaat en ze in lijn zijn met de wet. Dat is nu niet het geval.’
Onnodig bodemonderzoek
Van Leeuwen pleit ervoor dat gemeenten en telecomorganisaties nog meer met elkaar gaan samenwerken op het gebied van het aanleggen van netwerken. ‘We proberen altijd duidelijk te maken dat we er niet op uit zijn om overlast te bezorgen, maar dat de aanleg van netwerken zorgt voor duurzaamheid, veiligheid en connectiviteit in een gemeente’, zegt Van Leeuwen.
Hij haalt een voorbeeld aan van het bodemonderzoek dat Eurofiber steeds vaker moet verrichten voordat de vergunning wordt afgegeven door een gemeente. ‘Dat is het onnodig bemoeilijken van het proces. Onze kabels worden bijna nooit zomaar in de grond gelegd, maar worden toegevoegd aan een tracé waar al kabels van andere (nuts)bedrijven liggen. Die leveranciers hebben ook allemaal een bodemonderzoek moeten uitvoeren, waarom moeten wij dat dan nógmaals doen? De gemeente is bevoegd gezag, dus zij zijn verantwoordelijk voor het op orde maken en houden van hun administratie ten aanzien van verontreinigde grond. De kosten en doorlooptijd voor een bodemonderzoek zijn enorm. Het is onnodig om dat standaard te laten doen bij iedere aanvraag.’
Creatieve toepassing van methodieken
Een ander probleem waar glasvezelleveranciers in de praktijk tegenaan lopen is de interpretatie van gemeenten van de regel in de Telecomwet over het herstellen van het straatwerk na graafwerkzaamheden. In principe moet de netwerkleverancier het straatwerk in oude staat herstellen, maar een gemeente mag ook besluiten om dat zelf te doen. Van Leeuwen: ‘Daar betaal je dan voor als glasvezelleverancier. En dat bedrag is over het algemeen een stuk hoger dan het zou zijn geweest als we het zelf hadden gedaan, want wij hebben daarvoor afspraken gemaakt met onze aannemers.’
De VNG heeft herstraattarieven vastgesteld en afgesproken met de telecomsector, maar gemeenten passen de methodiek van die tarieven niet goed toe, volgens Van Leeuwen. ‘De tarieven zijn redelijk marktconform, maar doordat de methodiek foutief wordt toegepast, worden de kosten flink hoger.’ De gemeente gaat niet uit van de geulbreedte, maar van de opengebroken bestrating. Volgens de VNG-methodiek moet van de geulbreedte worden uitgegaan, want daar komt automatisch een opslag overheen voor het openbreken van de bestrating. ‘Dus als een gemeente uitgaat van de breedte van de opengebroken bestrating, betalen we dus een opslag over de opslag.’
Daarnaast krijgen leveranciers ook te maken met degeneratiekosten, kosten die moeten worden betaald omdat de straatbedekking in kwaliteit afneemt wanneer het vaak geopend wordt. Iedere partij moet die kosten betalen, als hij de geul opent. ‘En dat staat vaak niet in verhouding tot de werkelijke degeneratie, zeker niet als de herbestratingsmethodiek verkeerd wordt toegepast.’
Autonomie drempel voor digitale agenda
Kroes roept de telecomsector op om te investeren in meer breedbandverbindingen, maar een oproep aan de Nederlandse gemeenten zou daarmee gepaard moeten gaan. Beide sectoren zullen samen moeten werken aan de Digitale Agenda. ‘Meer investeren is nodig, maar we willen ook efficiënter investeren. Door een wildgroei aan regels en tarieven wordt het voor telecomaanbieders minder interessant om te investeren in de aanleg van glasvezel. Als we voorop willen blijven lopen, moeten de gemeentes hun beleid, tarieven en systemen uniformeren. Dan zijn de ambities van de Digitale Agenda haalbaar.’