Het is tijd om de regels op het gebied van European Economic Area (EEA)-hardware ter discussie te stellen. Na een rechtszaak enkele jaren geleden, waarbij een grote leverancier een partner aanklaagde voor het volgens hen onjuist gebruik van EEA-producten, lijken Europese ondernemingen dit onderwerp te zijn vergeten. En dat terwijl deze regeling over het merkenrecht van hardware, apparatuur voor Europese bedrijven onnodig duur maakt.
EEA-regels zijn in het leven geroepen om Europese producerende bedrijven te beschermen tegen goedkope of inferieure producten van buitenaf. Ze gelden voor allerlei producten, maar in dit geval wil ik graag ingaan op die van het merkenrecht op hardware. Zo zouden ondernemers die hardware nodig hebben de zekerheid willen dat de producten die ze kopen in Europa zijn geproduceerd. Helaas is niets minder waar. Bottom-line zijn het slechts de serienummers op de artikelen die voor de Europese markt zijn bedoeld. De kans is groot dat de producten van één en dezelfde productielijn in Zuidoost-Azië zijn gerold. De prijs van dit ‘Europese’ product, is wel minimaal een procent of 65 tot 70 hoger dan waarvoor ze in Azië over de toonbank gaan.
Idee goed, uitwerking minder
Het idee achter de EEA-regels is in de basis goed, maar de uitwerking helpt in de praktijk voornamelijk grote Amerikaanse producenten en stelt hen in staat om binnen de EU hogere winstmarges te behalen dan elders ter wereld. Dat kan de bedoeling niet zijn, dus zouden de EAA-regels uitgebreid moeten worden met twee belangrijke punten. Ten eerste lijkt het mij verstandiger om een wereldwijd prijsmodel af te spreken. Ongetwijfeld zullen hier tegenargumenten de kop opsteken. Maar ik ben van mening dat, ondanks een hoger arbeidsloon in een aantal landen, er binnen Europa voldoende landen overblijven waar de productie tegen aantrekkelijke tarieven kan plaatsvinden. Het tweede wat de EU aan EEA zou moeten toevoegen sluit hierbij aan: de productie zou echt in Europa moeten plaatsvinden. Dat is nu te vaak niet het geval. En bovendien, waarom zou de EU haar eigen bedrijven benadelen, de VS en landen in Azië hanteren ook gunstiger regels voor de eigen ondernemers.
De onduidelijke handel met de voor Europa bedoelde serienummers geldt niet alleen voor nieuwe hardware, ook bij tweedehands apparatuur wordt het leveranciers erg lastig gemaakt om deze te tracken en tracen. Hier komt het voor dat deze leveranciers service weigeren te geven op items die een serienummer hebben voor verkoop elders dan in de EU. Afgezien van het feit dat de bewuste leveranciers niet staan te springen om tweedehands apparatuur te verkopen en te onderhouden, zorgt deze schimmige situatie er ook voor dat het voor bedrijven lastig is om buiten de EU naar alternatieve apparatuur te zoeken. En je kunt het deze inventieve ondernemers toch moeilijk verwijten dat ze zoeken naar besparingen die kunnen oplopen tot enkele tientallen procenten.
Mkb mist voordeel
Toch lijkt het me al met al de beste oplossing om Europese bedrijven ook echt te laten profiteren van de EEA-regels. Waar het sommige grotere bedrijven lukt om via hun wereldwijde netwerk voordeel te behalen, is dat nu voor kleinere ondernemingen lastiger. Een update van de huidige regelgeving zou ook hier het mkb kunnen helpen aan net dat beetje extra lucht. De EU mag helpen en wil dat ook, maar dit mag natuurlijk niet resulteren in aparte situaties als deze.
“Het idee achter de EEA-regels is in de basis goed, maar de uitwerking helpt in de praktijk voornamelijk grote Amerikaanse producenten en stelt hen in staat om binnen de EU hogere winstmarges te behalen dan elders ter wereld. Dat kan de bedoeling niet zijn”
Dat is wel degelijk de bedoeling (maar natuurlijk niet naar buiten toe). We lopen hier immers graag als een schoothondje achter de US aan. (Het is al weet-ik-hoe-lang zo dat iets wat in de US x dollars kost, hier in NL méér kost – in euro’s.) Net zoals andere zaken zoals TTIP ook bedoeld zijn om amerikaanse (en andere?) bedrijven vanuit de US hier de scepter te laten zwaaien (i.p.v. dat de overheid dat hier zelf doet).