Goed nieuws voor ondernemers die programmatuur ontwikkelen, maar het programmeren/coderen uitbesteden. Tot voor kort kwamen zij niet in aanmerking voor de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO). Door een uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) komt daar nu verandering in.
In een recente uitspraak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) namelijk bepaald dat de maatstaf die de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) hanteerde te beperkt en achterhaald is. In de casus van NS Groep en NS reizigers blijkt volgens het CBb namelijk niet uit de wet dat het oplossen van ‘programmeer-technische knelpunten’ in de programmatuur moet plaatsvinden bij het feitelijke programmeren ofwel coderen.
Hedendaagse softwareontwikkeling
In de ‘hedendaagse softwareontwikkeling’ doen de technische knelpunten (en de oplossing daarvan) zich doorgaans niet voor bij de programmering, maar in de fasen daaraan voorafgaand. Een technisch knelpunt kan dus wel degelijk door de bedenker van het Iict-concept worden opgelost. Dit betekent ook dat het wel mogelijk is om WBSO aan te vragen terwijl de bouw van de programmatuur wordt uitbesteed aan derden. Het technisch knelpunt is immers al opgelost voordat aan het programmeren is begonnen. Dit sluit ook goed aan bij huidige trends in software ontwikkeling: het bouwen (coderen) vergt steeds minder creatieve arbeid doordat er steeds meer ‘blokkendozen’ en ‘componenten’ beschikbaar zijn/komen, waardoor het voor de hand ligt om dit deel van de werkzaamheden uit te besteden aan derden.
Ook het begrip ‘programmatuur’ moet volgens het CBb ruimer gehanteerd worden en is niet synoniem met programmacode. Naar het oordeel van het CBb staat de definitie van ‘programmatuur’ (artikel 1, eerste lid, onder o, van de Wva) als een niet-fysiek, logisch deelsysteem van een informatiesysteem dat de structuur van de gegevens en van de verwerkingsprocessen bepaalt, niet in de weg aan een ruimere uitleg.
Het CBb kan uit het woord ‘bepaalt’ in voornoemd artikel de door RVO gehanteerde beperking van het toepassingsbereik van het begrip ‘programmatuur’ niet afleiden. Dat het ontwikkelen van programmatuur noodzakelijk inhoudt dat ook daadwerkelijk wordt geprogrammeerd c.q. gecodeerd, betekent niet per definitie dat van programmatuurontwikkeling geen sprake kan zijn als technische knelpunten niet tijdens het feitelijk programmeren ofwel coderen worden opgelost, maar daaraan voorafgaand in het ontwikkelen van het (technisch) ontwerp.
Tot slot heeft het CBb vastgesteld dat er een niet gerechtvaardigd onderscheid werd gemaakt tussen programmatuurontwikkelingsprojecten en overige ontwikkelingsprojecten, waarvoor het niet noodzakelijk is om zelf het prototype te realiseren.
Op een aantal andere punten onderschreef het CBb de bestaande afhandelingswijze en beoordeling. Bij de beoordeling van een project gericht op ontwikkeling van de voor de speur- en ontwikkelingswerk (S&O) inhoudingsplichtige technisch nieuwe (onderdelen van) programmatuur blijft de vraag in hoeverre er sprake is van:
• technische knelpunten;
• technische onzekerheid;
• het zoeken naar een oplossingsrichting;
• het bewijzen van het werkingsprincipe van de oplossing door de aanvrager.
Gevolgen
De uitspraak van het CBb zal naar verwachting consequenties hebben. Omdat de definitie van programmatuur nu ruimer mag worden uitgelegd dan door RVO werd bepleit, valt te verwachten dat ict-innovaties, die in het verleden om deze redenen door RVO zijn afgewezen, nu wel voor WBSO in aanmerking kunnen komen.
Al met al is de uitspraak hoopgevend voor de grote groep van onder andere architecten, analisten, mathematici en technische projectmanagers die weldegelijk bezig zijn met programmatuurontwikkeling maar niet werkelijk coderen of het codeerwerk uitbesteden. Tot op heden kwam vanuit RVO nul op het rekest als het ging om een WBSO-aanvraag voor uitsluitend dit soort werkzaamheden.