Een geografisch informatie systeem (gis) is een middel om objecten in op te slaan, bijvoorbeeld voor bomen of bankjes. Iedereen kijkt op een andere manier naar hetzelfde object. Door verschillende afdelingen worden op allerlei verschillende manieren dezelfde objecten vastgelegd. Dat kan slimmer met een zogenoemde ‘centrale objectenregistratie’.
Voor de ene professional is een object zoals een boom een object dat een gevaar kan vormen voor de omgeving: een boom kan takken verliezen of zelfs omvallen. Jaarlijkse inspectie is dus nodig. Voor een andere professional is het een bron van wortelvorming in het riool of een zicht belemmerend object voor de weggebruiker. De wethouder zal echter vinden dat de boom bijdraagt aan de leefbaarheid of wil graag de bewoners in de buurt van eiken waarschuwen voor de eikenprocessierups. Allemaal hebben ze een andere kijk op hetzelfde object, de boom, en met een ander belang. Binnen veel gemeenten wordt dit nu in verschillende lijstjes of administraties bijgehouden.
Stel objecten centraal
Door uit te gaan van een centrale objectenregistratie is deze verwarring verleden tijd. Nog sterker; het scheelt registratiekosten. Door samen te werken met dezelfde lijst van bomen en samen dat als de waarheid te beschouwen, en elkaar te wijzen op eventuele onvolkomenheden ontstaat een lijst van objecten waar iedereen op kan vertrouwen. In eerste instantie moet elke organisatie bepalen welke objecten vastgelegd moeten worden. Dat hangt af van de primaire processen en welke ondersteund moeten worden door een geautomatiseerd systeem.
Op basis van deze inventarisatie, die deels een wettelijke basis heeft, kunnen ook andere objecten zoals de buurten of uitvoeringsprojecten betrokken worden in de centrale objectenregistratie. Van elk object moet vervolgens bepaald worden welke kenmerken de organisatie wil gaan vastleggen, of belangrijker: welke kenmerken we gaan onderhouden en kwaliteit van garanderen. Ook hiervan zijn sommige kenmerken weer wettelijk zoals BGT/IMGeo, CROW, NEN2767, maar kunnen ook organisatie-specifieke eigenschappen zijn. Aan een boom moeten alle blaadjes hangen die in het algemeen nodig zijn, zodat iedereen de vruchten kan plukken van een centrale objectenregistratie en er minder dubbel werk en minder verwarring ontstaat.
Hart van de organisatie
Door op deze manier tegen de wereld aan te kijken ontstaat een centrale objectenregistratie met alleen díe objecten die voor de eigen organisatie en dus voor de eigen primaire processen van belang zijn. Het is dus niet meer een wet of een probleem die bepaalt of een pakket of een systeem gekocht moet worden, maar de centrale objectenregistratie vormt het hart van de organisatie.
Deze registratie vindt plaats naast de centrale subjectenregistratie. Met behulp van deze gegevens kan elke afnemer zowel intern als extern bediend worden. De wet BGT is dan dus een afnemer van slechts een subset van de gegevens, namelijk alleen de locatie en het type. Alle andere kenmerken die we als organisatie aan het object hebben gehangen blijven intern. Net als bij een bevolkingsregistratie ook niet elk kenmerk van een persoon naar elke afnemer wordt verstrekt.
Een eventueel probleem of vraag over een van de objecten kan als het is vastgelegd ook direct worden beantwoord zonder opnieuw een applicatie te hoeven aan te schaffen. Of het nu de ‘lichtmasten zonder led’ of de ‘zitbankjes in een park’ zijn; alle gegevens staan er in en kunnen er eenvoudig en op maat uitgehaald en gebruikt worden. Dat komt omdat het object een locatie heeft en dus een plek op de aarde. Hiermee kan het object in relatie gebracht worden met andere objecten of subjecten. Of het nu de kinderen zijn die wonen in de buurt van speeltoestellen, of 65+’ers in de buurt van hun voorzieningen; het zijn geografische analyses van subjecten en objecten en hun relatie tot elkaar.
Simpel en eenvoudig
Sinds de kaarten in apps of op websites heel normaal zijn geworden, is het gebruik en begrip van kaarten drastisch toegenomen. Het gebruik van de kaartgegevens moet dus ook gemakkelijk en taakspecifiek zijn, in de bekende werkomgeving van de huidige gebruikers. Niet elke gebruiker hoeft een cursus gis te gaan doen, maar kan volstaan met een kaartje in zijn of haar Excel-spreadsheet of Cognos-omgeving. Net als grafieken of tabellen zijn kaarten een manier om de data te presenteren en te analyseren.
Het mooie van een centrale objectenregistratie is dat iedereen van de organisatie meewerkt om de kwaliteit van de gegevens te borgen en te garanderen. Op deze manier is bovendien een basis gelegd waarbij de organisatie zonder schroom een open data-set kan maken. Op die manier ontstaat zelfs nog een andere instroom van meldingen die de kwaliteit van de gegevens alleen maar kan verbeteren.
Goed en inzichtelijk artikel broer. Ik ben trots op je