Opleidings- en ontwikkelingsfonds CA-ICT heeft recent Sectorplan ICT ingediend bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). Dit sectorplan moet bijdragen aan het wegnemen van een reeks knelpunten op de ict-arbeidsmarkt. De begroting bedraagt ruim tien miljoen euro. Branchevereniging Nederland ICT onderschrijft dit sectorplan en roept de overheid op om het snel te gaan uitvoeren.
Het streven is om door middel van dit sectorplan vijfhonderd tot duizend jonge afgestudeerden aan een baan in de ict te helpen, enkele duizenden ict-professionals bij te scholen en zo’n driehonderd werkzoekende ict’ers te helpen aan werk in de sector. Ict-bedrijven kunnen dankzij dit plan investeren in de opleiding van eigen medewerkers. Het is nu mogelijk om 50 procent van de investering gesubsidieerd te krijgen.
Urgente situatie
In het Sociaal Akkoord is afgesproken dat sociale partners een sectorplan kunnen indienen met als doel vermindering van de werkloosheid op de korte termijn. Het sectorplan, voor de periode 2014 – 2015, levert volgens Nederland ICT tevens een bijdrage aan een beter functionerende arbeidsmarkt. De ict-sector heeft nu al te maken met moeilijk vervulbare vacatures. Met het plan komen binnen afzienbare tijd vierduizend tot zevenduizen professionals op de arbeidsmarkt. Op dit moment sluiten vraag en aanbod niet op elkaar aan en daarom spreekt Nederland ICT van een urgente situatie.
De brancheorganisatie is blij met de mogelijkheden die het sectorplan biedt voor bedrijven en werknemers. ‘De ontwikkelingen in de ict-sector gaan razendsnel’, zegt voorzitter Bart Hogendoorn. ‘Er wordt nu kennis gevraagd die in de opleidingen van slechts een paar jaar terug niet aan bod kwam. Daar kan nu wat aan worden gedaan.’
Tekorten beperken
Ook Louis Spaninks, directeur CA-ICT, is enthousiast. ‘Het CA-ICT is er van overtuigd dat deze investering bijdraagt aan de verdere ontwikkeling van ict, voor zowel producenten als gebruikers. Hiermee kunnen de voorspelde tekorten aan ict-professionals worden beperkt. Dat is niet alleen in het belang van de sector, maar van de Nederlandse economie als geheel.’