De manier waarop datacenters worden ontworpen en beheerd, moet drastisch worden gemoderniseerd. De opkomst van de cloud stelt namelijk geheel nieuwe eisen aan de schaalbaarheid van de diensten van een datacenter. Maar tegelijkertijd moeten datacenters ook het energieverbruik omlaag brengen, al was het maar vanwege de almaar stijgende energiekosten. Hoe kunnen rekencentra met dit dilemma omgaan?
Datacenters hebben lange tijd bestaan uit een verzameling separate storage-devices, communicatie-apparaten, power- en koelingssystemen en dergelijke. Er was geen sprake van een managementlaag die alle techniek bij elkaar bracht. It-laag en technische infrastructuur waren bovendien strikt van elkaar gescheiden.
Een modern datacenter moet flexibele, schaalbare en altijd beschikbare it-diensten kunnen combineren met een minimale milieubelasting. Naar mijn mening is dit haalbaar en kunnen datacenters vijf stappen nemen om dit realiseren:
– Stap 1: Optimalisatie van de it-laag. Met name het serverpark kan veel efficiënter door consolidatie en virtualisatie, maar ook door bijvoorbeeld het selecteren van servers die bij veel hogere temperaturen maximaal kunnen worden belast. Dit lijkt een open deur, maar dat is het niet. Nog heel veel bedrijven doen niets met virtualisatie en hebben servers draaien die hooguit voor 15 of 20 procent worden belast. Bij het selecteren van nieuwe servers is energieverbruik van de computer zelf soms een punt van aandacht. Maar veel datacenters vergeten wat het effect is van de gekozen server op de behoefte aan koeling in het datacenter. Hier is veel winst te behalen.
– Stap 2: Koppel technische infrastructuur en it-laag. Door de beheersoftware voor de infrastructuur en de systems management-tools voor de it-systemen aan elkaar te knopen, kunnen we komen tot besparingen op het gebied van stroom en koeling. De koeling die het opgestelde serverpark nodig heeft, is veelal uitgerekend op basis van aannames van de serverbelasting. Die blijken vaak onrealistisch hoog. Het is zeker de moeite waard om eens te kijken naar een betere inschatting van de serverbelasting in combinatie met – bijvoorbeeld – pompen in koelsystemen waarvan de snelheid kan worden gevarieerd. Ook hier liggen interessante verbeteringsmogelijkheden.
– Stap 3: Integreer DCIM en it-managementsoftware. Door datacenter infrastructure management (DCIM)-software te integreren met de it-managementsoftware kunnen we ‘application patterns’ vastleggen. Hiermee krijgen we inzicht in het gedrag van applicaties en de it-resources die zij gebruiken. Tot nu toe worden dit soort patronen slechts mondjesmaat gemaakt en is belangrijke informatie over het energieverbruik van de it-laag veelal niet beschikbaar voor de beheersoftware van de technische infrastructuur. Daarmee wordt onnodig geld verspild.
– Stap 4: Integreer virtualisatie-software met DCIM. Dan krijgen we grip op de impact die virtual machines (vm's) hebben op power en koeling, maar ook andersom. Hier spelen meerdere aspecten. Allereerst: VMware moet het weten als een airco kapot is, zodat in dat rack even geen vm’s worden geplaatst. Maar andersom geldt ook dat we nu de capaciteitsbehoefte van vm’s optimaal kunnen afstemmen op de beschikbare power en koeling. Een tweede punt: als de virtualisatiesoftware op basis van bijvoorbeeld prestatie-eisen besluit om vm’s te verplaatsen, dan heeft dit gevolgen voor de koelings- en stroombehoefte van de servers waar deze vm’s worden geplaatst. Als de virtualisatiesoftware dit soort informatie doorgeeft aan de DCIM-omgeving kunnen datacenters geautomatiseerd op deze veranderende vraag inspelen.
– Stap 5: Power capping. We leggen nu ook nog eens een koppeling met de energieleverancier. Het datacenter geeft verwachtingen af van de energiebehoefte voor de komende periode, het energiebedrijf speelt hier met zijn leveranties op in. Dit zal leiden tot energiecontracten die veel beter bij de werkelijke energiebehoefte passen. Bovendien: als we de behoefte aan it-resources kunnen voorspellen, kunnen we ook kijken of het draaien van een bepaalde applicatie eigenlijk wel past bij de kosten die we voor aanschaf van energie willen maken. We kunnen dus prioriteiten gaan stellen en optimaliseren.
Daarnaast speelt nog een aantal aspecten. Technische best practices bijvoorbeeld. Koelingsexperts weten bijvoorbeeld al jaren dat cooling van een rack het beste werkt als de density in dat kabinet maximaal is. Hoe meer kWh per vierkante meter, hoe beter. Toch zien we in de praktijk nog veel half lege racks. Een andere mogelijkheid: het beheer van een datacenter is erg complex geworden. Handmatig is dit eigenlijk niet meer te doen. Toch zien we nog heel wat datacenters die aarzelen over de aanschaf van software waarmee beheertaken kunnen worden geautomatiseerd.
De cloud stelt geheel nieuwe eisen aan het datacenter. Daarnaast moet het energieverbruik omlaag. Aan beide doelstellingen kunnen we voldoen. We beschikken bovendien al over veel van de hiervoor benodigde technologie en kennis. Het is nu vooral zaak om het ook daadwerkelijk te gaan doen. Datacenters maar uiteraard ook het milieu zullen er blij mee zijn.