Alle Leopard-tanks en vier van de tien mijnenjagers worden wegbezuinigd. Zeventien Cougar-transporthelicopters vliegen eruit. En met ongeveer 18 procent minder personeel, moet Defensie zich nog steeds optimaal inzetten voor nationale en internationale vrede en veiligheid. Adriaan Blankenstein, sinds 2006 commandant van de Informatievoorziening en -Technologie (Ivent) van het ministerie van Defensie en aanstaand directeur van het Joint IV Commando, is strijdlustig en ziet kansen: 'We moeten net als ondernemers inspelen op veranderingen. Daarbij moet je ook de vraag stellen of de overheid goed is geëquipeerd om al haar processen zelf te doen of dat ze dat beter aan de markt kan laten.' Een gesprek over afslanken, outsourcen, ketengericht samenwerken en business cases.
In vergelijking met andere landen doet de Nederlandse overheid veel. Veel te veel vindt ook Blankenstein en hij is voorstander van een compactere overheid die zich concentreert op haar kerntaken: ‘Wat blijf ik zelf doen en wat niet meer? Die vragen moet je als overheid beantwoorden, en wij als uitvoeringsorganisatie dus ook.’
In de bezuinigingsronde zal Ivent het uiteindelijk met minder mensen moeten doen. Door de afslankingsoperatie zullen er 500 van de 3700 fte verdwijnen en 2000 fte zullen er naar inbestedende partijen gaan. ‘In een onrustige wereld zullen we onze dienstverlenende taken op het vlak van informatievoorziening en ict optimaal moeten vervullen: een enorme innovatieve en uitvoerende uitdaging.’
Militaire meerwaarde
‘We worden kleiner en het leidend principe is dan dat we minder zelf doen en alleen zaken doen die militaire meerwaarde in zich hebben’, vervolgt Blankenstein. ‘Voor vele generieke processen zijn er prima ‘military offerings from the shelf’. Alleen specifiek maatwerk moet je niet door de markt laten ontwikkelen, dat wordt een lastige en bovenal kostbare zaak. Ik denk daarbij aan processen waarbij een hoge mate van rubricering geldt en aan processen in operationele omstandigheden die dat feitelijk niet toelaten.’ Het vraagt wel een omslag voor de organisatie. Blankenstein: ‘Wij werken nu nog inputspecifiek en dat moeten we transformeren naar outputspecifieke producten en diensten. We moeten daarom onze eisen scherp definiëren. Het bedrijfsleven zet vooral in op efficiency, terwijl wij daarentegen inzetten op effectiviteit: het moet werken, 24×7, continu en optimaal zijn beveiligd. Ons credo is dan ook: effectiviteit waar het moet, efficiency waar het kan.’
De bezuinigingsoperatie en de outsourcingstrategie zorgen er in de optiek van Blankenstein voor dat er goed wordt nagedacht over ict. ‘Kernbegrip hierbij is: goed is goed genoeg. Wij kiezen voor 100 procent als het moet, bijvoorbeeld voor de beveiliging en de continuïteit. Maar soms is 60 procent genoeg; dit moet je per proces bekijken. Investeren in een snellere gebruikersinterface? Niet nodig als de oude een goed proces oplevert. Nice to have doen we niet meer, we zullen een selectiever dienstenniveau hanteren. Basisvoorwaarde is wel dat we uitgaan van één keiharde architectuur: we doen alles op één manier. Vroeger kwamen applicaties in zesvoud voor; nu is één functionaliteit over de breedte genoeg.’
Innovatie, vrijheid en vertrouwen
Defensie hanteert als algemene outsourcingstrategie andere partijen bij de dienstverlening te betrekken als daardoor de prestaties verbeteren of de kosten dalen. De kernbegrippen van het contract bij outsourcing zijn wat Blankenstein betreft innovatie, vrijheid en vertrouwen. ‘Als je kleiner wordt, moet je innoveren om dezelfde productie te leveren. Daarbij hebben we de meerwaarde en de verworvenheden van het bedrijfsleven nodig. Innovatie moet leiden tot minder kosten, flexibiliteit en een hogere gebruikersvriendelijkheid. Het gaat ook om vertrouwen tussen opdrachtgever en opdrachtnemer met zowel resultaat-, product- als relatieafspraken. Ik geloof in het geven van vrijheid aan je leveranciers; alleen dan stimuleer je tot innovatie. Wij moeten het ‘wat’ vaststellen; de invulling van het ‘hoe’ ligt in handen van de dienstverlener. Uiteraard moet die wel passen binnen onze architectuur. Ook is het van belang dat wij sturen in een gewenste richting; het moet niet tot pervers gedrag leiden, maar tot innovatie en kostenbesparing.’
Blankenstein wil wel aangeven dat het outsourcen niet ten koste moet gaan van mensen: ‘Mensen volgen het werk en kunnen daar verder aan hun toekomst bouwen. Daarnaast vindt Blankenstein dat de overheid altijd de regie moet houden over het vraag- en aanbodmanagement. ‘Ook de transparantie moet gewaarborgd zijn’, geeft hij aan; je bent ervan of niet. ‘De overheid moet betrouwbaar zijn en blijven! Wordt er efficiënt en doelmatig omgegaan met het gemeenschapsgeld? Dat geldt ook voor Defensie.’
Ketensamenwerking
Binnen Defensie is ketensamenwerking een must en binnen de overheid is er een sterke link met het domein Openbare Orde en Veiligheid. ‘Wij staan er bij militaire operaties nooit alleen voor’, geeft Blankenstein aan. ‘Wij hebben één defensie; een grondoperatie is ondenkbaar zonder luchtsteun. Dan moet je zeer goede afspraken maken, over de logistieke inzet van mensen en materieel en over de communicatie. In Kunduz heb je dan ook nog eens te maken met talloze nationale en internationale partijen, ook op andere gebieden, zoals bijvoorbeeld ontwikkelingssamenwerking. Bij de konvooibeveiliging van schepen voor de kust van Somalië moeten we bijvoorbeeld ook met reders en verzekeraars communiceren.’
Blankenstein pleit bij ketensamenwerking voor een informatie-infrastructuur die recht doet aan de ketenpartijen: ‘Het is bij Openbare Orde en Veiligheid handig en slimmer als zaken op de vlakken van handhaving, inrichting en repressie worden gedeeld. Tegelijkertijd moeten we ervoor waken dat bijvoorbeeld justitiële informatie niet in ieders handen komt. Ik kijk bij ketensamenwerking altijd naar wat de keten heeft toe te voegen, ook in de uitvoering. Iedereen moet zijn eigen competenties kunnen inzetten in de keten, maar soms moet je afscheid nemen van je koninkrijkje.’
Business cases
Het business case-denken wordt over de volle breedte binnen Defensie toegepast. En met succes. Blankenstein: ‘Je moet goed kijken wat zaken integraal kosten over de hele levensduur. Een positieve business case is de aanschaf van vliegsimulators voor wapensystemen, waarbij de piloten de lucht niet meer in hoeven. De apparatuur wordt terugverdiend door besparing op onder meer kerosine, onderhoud en manuren, maar het is ook een maatschappelijke business case met besparingen op milieu en veiligheid. De vliegsimulators kunnen we bovendien delen met de burgerluchtvaart.’
Ook het nieuwe werken levert Defensie een positieve business case op. ‘Dit past bij het resultaatgericht sturen van mensen’, stelt Blankenstein. ‘Met ondersteunende tools als de Telestick (deze bestaat uit een oplossing van een usb-stick, een usb-smartcard reader en de standaard PKI defensiepas red.) bezuinigen we onder meer op beheer, it, reiskosten, huisvestingskosten en kooldioxide-uitstoot. De Telestick biedt ons optimale veiligheid zonder enige infrastructuur.’
Ivent
Ivent is sinds 1 januari 2012 ook onderdeel van de Defensie Materieel Organisatie (DMO) en vormt vanaf begin 2013 samen met C4i (CAMS, C2SC en C3i) dat nu onder de Directie Wapensystemen van DMO valt, het JIVC. De directies JIVC en MatLog vormen dan samen met de staf het nieuwe DMO.
Hoe we het ook wenden of keren, primaire processen van defensie zijn toch gevechtstaken, maatschappelijk niet leuk om te horen maar wel de rauwe werkelijkheid. Natuurlijk kan ICT helpen om te bezuinigen op operationele kosten in primaire proces met bijvoorbeeld simulatoren. Op die manier zijn er minder klasse 1 t/m 5 goederen nodig binnen de logistiek van defensie tijdens oefeningen.
Maar als het echt wordt blijkt ICT toch eerder een bijzaak dan hoofdtaak. Zo zijn er in het operatiegebied meestal geen stopcontacten, LAN aansluitingen, wegen en nog een heleboel andere ‘nice to have’ dingen. Deze moeten niet alleen meegebracht, maar ook beveiligd worden. Fysiek door zo’n mannetje/vrouwtje met een geweer of is de benaming hiervan tegenwoordig Tele-stick?
Dat bedrijfsleven een deel van de taken over kan nemen is maar ten dele waar. Algemene middelen zijn misschien niet defensie specifiek maar er worden wel enige eisen aan gesteld. Bijvoorbeeld over de robuustheid ervan omdat ‘Death On Arrival’ onze defensie niet strijdvaardiger maakt. Na lezing van dit stuk moest ik dan ook weer denken aan de boodschap op het kruis bij fictieve graf: “Hier rust soldaat P. Roest zijn geweer was verroest.”
Uit het artikel: Blankenstein pleit bij ketensamenwerking voor een informatie-infrastructuur die recht doet aan…….
Op zich prima, maar waar aan voorbijgegaan wordt, wellicht door de “kortheid” van dit artikel, of om dat een communicatie-infrastructuur als “onderliggend” ervaren wordt en daardoor als minder relevant, namelijk dat veel, misschien wel alle bovenliggende informatieprocessen voor een belangrijk deel hun effectiviteit verkrijgen door, of via een efficiente en doelmatige communicatie-infrastructuur: voor mens tot mens en machine tot machine communicatie, en alle varianten daartussen.