De Open Universiteit start najaar 2012 met de opleiding Certified IT Security Engineer, waarin alles draait om hacken en beveiligen. De universiteit doet dit omdat het nog steeds vaak misgaat met ict-security. Als voorbeelden noemt de school de ov-chipkaart die wordt gehackt, gemeenten die moeten sluiten vanwege een virus en de software van de e.dentifier van ABN Amro die lek is. De opleiding moet dit soort zaken vooral gaan voorkomen.
De opleiding IT Security Engineer is een opleiding op academisch niveau voor technische it-professionals die willen leren hoe ze in alle fasen van een softwareontwikkeltraject rekening kunnen houden met beveiliging. De beveiliging van webapplicaties maakt daar expliciet onderdeel van uit. De centrale filosofie van de opleiding is dat je securityproblemen beter kunt voorkomen dan repareren. De nadruk ligt op de technische kant van security; deelnemers moeten goed thuis zijn in een objectgeoriënteerde programmeertaal (Java, C#, et cetera). In mindere mate wordt ook ingegaan op het bredere kader van economische, organisatorische, ethische en privacyaspecten.
Diginotar
De opleiding combineert theorie, praktijk en actualiteit. Tijdens practica en in een game gaan de deelnemers zelf aan de slag. Het gaat hierbij zowel om het beveiligen als het hacken van systemen. Ook zal er ruim aandacht worden besteed aan actuele beveiligingsincidenten en maatschappelijke ontwikkelingen, zoals de gevaren omtrent certificaten (de Diginotar-affaire), de ophef over lekkende websites en de toenemende inbreuk op onze privacy.
In tegenstelling tot de meeste securitytrainingen, die bestaan uit een aantal fulltime cursusdagen, kiest de Open Universiteit voor een avondopleiding met een doorlooptijd van een jaar. Daardoor krijgt de kennis de tijd om te bezinken, kunnen vaardigheden geoefend worden en is de opleiding te combineren met werk. De deelnemers ontmoeten elkaar in tweewekelijkse bijeenkomsten. Dit kan zowel klassikaal en face-to-face zijn als online in een virtuele klas. De virtuele bijeenkomsten besparen reistijd terwijl er toch interactie is met studiegenoten en de docent.