Ik ben nog van de generatie die met interactieve beleidsvorming en burgerparticipatie is opgegroeid. Officieel noemen we dat ook wel participatiedemocratie, als vorm van democratie waarin de burger een beleidsbepalende invloed heeft op het bestuur.
Beslissingen worden hierbij niet alleen overgelaten aan gekozen vertegenwoordigers, zoals het geval is bij een parlementaire democratie. Het doel hiervan is de gelijkheid van burgers te bevorderen. Burgerparticipatie lijkt inmiddels een achterhaald begrip, deze is ondertussen ingehaald door de term Overheidsparticipatie. Dit proces was al langer gaande: van inspraak in de jaren '70, via interactieve beleidsvorming in de jaren '80 en '90 naar het burgerinitiatief in het afgelopen decennium.
De laatste jaren is er bij overheden en andere organisaties veel aandacht voor initiatieven vanuit de samenleving. De groeiende aandacht heeft alles te maken met de aanhoudende crisis en de daaropvolgende krimpende overheid. Bij overheidsparticipatie komen de initiatieven niet van de overheid, maar uit de samenleving zelf. Inwoners bedenken iets, de overheid kijkt hoe ze mee kan doen. De rol van de gemeente is vooral die van samenwerkingspartner/participant. Marktpartijen spelen daar slim op in door participatietools te ontwikkelen waardoor ook via internet inwoners worden betrokken.
Ik kan me prima in deze ontwikkeling vinden. Inwoners zijn veelal goed opgeleide, betrokken burgers die uitstekend weten wat er in hun omgeving speelt. Maar bij overheidsparticipatie hoort dan ook een volstrekt andere houding van ambtenaren en bestuurders. Wanneer inwoners het initiatief nemen voor bijvoorbeeld de aanleg van een speeltuin, voorzieningen in een dorp of een festival in het centrum dan is de gemeente faciliterend. Bijvoorbeeld door kennis te leveren over subsidieregelingen en fondsen, communicatie te verzorgen, etc. Het initiatief blijft echter bij de burger. Zij moeten dan ook zelf zorgen voor voldoende draagvlak in hun buurt, wijk of dorp.
In de praktijk betekent dit dat beleidsvorming vaak een sluitstuk wordt in plaats van een startpunt.
En dat is even wennen voor de beleidsambtenaar omdat het risico met zich meebrengt. Deze ontwikkeling betekent ook dat er meer van initiatiefnemers wordt gevraagd.
Ik verwacht nog een ander bijkomende voordeel, en dat is dat inwoners ook minder op hun eigen gemeente mopperen. De gemeente zijn ze immers zelf!
Moet een beetje aan kinderen en badwater denken … Ben met je eens dat overheidsparticipatie een prima ontwikkeling is en ook met je eens dat dat een andere houding van de ambtenaar vraagt. Maar … de overheid zal zelf ook plannen, beleid en wat dies meer zij blijven ontwikkelen. En daar zal zij de burgers ook in moeten laten participeren. Het is dus en en, en niet of of.
Eens met @Hans. Een overheidsorganisatie als een gemeente wordt steeds meer “een van de organisaties” die probeert bij te dragen aan een stad/dorp waar het goed leven is. De wil om daar samen aan te werken komt bij voorkeur van twee kanten. “Burgerparticipatie” en “overheidsparticipatie” mogen van mij daarom worden vereenvoudigd tot “participatie”.
Er zijn in het land mooie voorbeelden van dergelijke constructies (o.a. Peel en maas waar een dorpshuis in een kleine kern door burgers wordt geëxploiteerd en de gemeente faciliteert). Ik zie wel veel gemeenten worstelen met hun rol en positie. De wil is er om bijv. het beheer van een speeltuin over te dragen aan een wijk of straat, maar hoe betrouwbaar is die wijk als beheerpartner?
De uitleg van het organiseren en borgen van draagvlak vind ik eenzijdig. In de initiatieffase zorgt draagvlak voor bestuurlijke en politieke agendering. Er zal echter altijd politiek draagvlak moeten zijn al was het alleen maar om de faciliterende rol van de gemeente te bekrachtigen. En ook om de risico’s te dragen op het moment dat het draagvlak wegvalt bij de partner. Het draagvlak is dus ook een gezamenlijke verantwoordelijkheid.