De Bossche SAP-dienstverlener Ctac staat bekend om zijn slogan ‘powerhouse’. Die kreet sluit niet meer helemaal aan bij de nieuwe strategie en ambitie van de onderneming, zegt Ctac-ceo Henny Hilgerdenaar in een gesprek met Computable. In de Powerhouse-strategie draaide alles om maximale prestaties van de onderneming. De nieuwe strategie van Ctac staat in het teken van 'enabling your ambition'.
De nieuwe kreet is een boodschap aan klanten, maar vooral ook aan het eigen personeel, zegt Ctac-topman Henny Hilgerdenaar. Het bedrijf is door een reorganisatie halverwege 2011 ingrijpend veranderd. Een complete managementlaag werd weggesneden. Bij de nieuwe structuur en strategie hoort ook een andere denkwijze, zegt Hilgerdenaar.
Die leidt ook tot een andere manier van belonen. Tot voor kort waren de bonussen van het Ctac-management volledig gekoppeld aan de resultaten van het eigen bedrijfsonderdeel. Dat leidde volgens Hilgerdenaar tot de situatie dat onderdelen elkaar beconcurreerden en de samenwerking tegenviel. Binnen de nieuwe strategie zijn de managementbonussen afhankelijk van de prestaties van Ctac als geheel.
De powerhouse-strategie dateert uit 2005. De eerste drie jaar maakte het bedrijf een sterke groei door van een organisatie van honderd medewerkers naar ruim vierhonderd man eind 2008. Toen boekte het bedrijf een omzet van 72,3 miljoen euro. In dat jaar werd de organisatiestructuur zo ingericht dat alle landenorganisaties dezelfde business units kregen: Business Services, MKB, Managed Services en Professional Services.
Verdwenen
De aansturing van de bedrijfsonderdelen en de sales-organisatie werd gedaan door het Ctac-managementteam, dat rapporteerde aan de raad van bestuur. Die tussenlaag is inmiddels verdwenen. Zo is topman Hilgerdenaar naast zijn taken als voorzitter van de tweekoppige raad van bestuur direct verantwoordelijk voor de aansturing van de consultancy-tak van het bedrijf.
Henny Hilgerdenaar
Lees verder over de eerste vruchten van de strategische veranderingen bij Ctac in een uitgebreid interview met Henny Hilgerdenaar.