Vorige week publiceerde de Advocaat Generaal van het Europese Hof van Justitie zijn opinie over de al jaren slepende zaak tussen SAS Institute Inc. en World Programming Ltd. Deze zaak heeft implicaties die zich tot ver buiten de bi-markt uitstrekken als SAS Institute gelijk krijgt van het Hof.
Even kort de feiten: SAS Institute is een toonaangevende leverancier van software voor statistische analyse van grote hoeveelheden data (business intelligence, kortweg bi). Zoals gebruikelijk in de wereld van bi biedt de software van SAS Institute de mogelijkheid om eigen scripts te laten draaien die het eigenlijke pakket aanroepen. World Programming is een relatieve nieuwkomer op de markt van BI-software en heeft haar pakket zo ingericht dat scripts voor de software van SAS Institute op die van World Programming kunnen draaien. SAS Institute ziet de ‘clean room’ implementatie van de scripting taal als een (indirecte) inbreuk op haar auteursrechten en is hier tot in hoogste instantie over gaan procederen in Engeland.
Nu is het auteursrecht op software iets wat in hoge mate binnen de EU is geharmoniseerd door middel van de Softwarerichtlijn (91/250/EEG) en hoewel de hoogste rechter in Engeland van mening was dat er geen sprake was van auteursrechteninbreuk, vond hij het noodzakelijk om dit bevestigd te zien door het Europese Hof van Justitie. En voor de rechtsvorming is dit zeker nuttig: in de ict gaan we er al een jaar of twintig van uit dat software auteursrechtelijk beschermd is, maar een programmeertaal zelf niet. Alleen is hier nog nooit eerder een uitspraak over geweest van de hoogste Europese rechter.
Die is er nu ook nog niet, maar er is wel een conclusie van de Advocaat Generaal (AG), Yves Bot. Zo’n conclusie is in de praktijk vaak richtinggevend voor hoe de uitspraak kan uitpakken. In de opinie van de AG gebeurt er echter iets vreemds. Allereerst gaat de AG er vanuit dat er sprake is geweest van ‘decompilatie’, met andere woorden dat ook een ‘clean room’ implementatie onder het zogenaamde decompilatieverbod van de Softwarerichtlijn zou kunnen vallen. Verder gaat de AG tamelijk kort door de bocht er van uit dat gegevensformaten intrinsiek verbonden zijn met programmacode en dat die gegevensformaten daarom ook onder het decompilatieverbod zou kunnen vallen. Zijn conclusie is wel dat beide routes afgesloten zijn voor SAS Institute vanwege een uitzondering op het decompilatieverbod, de zogenaamde interoperabiliteitsexceptie.
Gangbare opinie
Deze conclusie lijkt de gangbare opinie te bevestigen, maar er zit een addertje onder het gras: door de vraag verder te verbreden dan het Engelse High Court haar gesteld heeft wordt de vraag die de AG beantwoordt (namelijk of gegevensformaten onder het auteursrecht op software vallen) ook onderdeel van het geding. Verder komt zijn redenering er op neer dat zowel programmeertalen als gegevensformaten in theorie wel degelijk onder het auteursrecht op software kunnen vallen, maar dat omwille van de interoperabiliteit dit ‘als zodanig' onwenselijk geacht moet worden. Dit terwijl gegevensformaten nooit onderdeel van het geding zijn geweest en er dus, zelfs als het Hof van Justitie meegaat met de AG, auteursrechtelijke onzekerheid ontstaat over gegevensformaten, met name omdat de interoperabiliteitsexceptie zelf forse beperkingen kent. Daar komt nog bij dat het Hof van Justitie er voor kan kiezen een vraag breder te beantwoorden dan oorspronkelijk gesteld en er nu ook een kans aanwezig is dat het Hof van Justitie een andere afweging maakt dan de AG en een uitspraak doet waardoor in een klap programmeertalen (en dus ook programmeerinterfaces) én gegevensformaten onder het auteursrecht op software komen te vallen.
Dat zou desastreuze gevolgen hebben. Het zou bijvoorbeeld betekenen dat cloud- en SaaS-overeenkomsten opeens niet meer dienstenovereenkomsten zijn, maar ook licentieovereenkomsten. Ook zou een potentieel gevolg zijn dat het inzetten van copyleft open source software in een SaaS-omgeving tot een leverplicht van de broncode voor de SaaS-provider zou leiden.
Verder is de interoperabiliteitsexceptie zoals gezegd beperkt: hij geldt niet voor functioneel gelijkwaardige software. Dus een boekhoudpakket dat Excel-bestanden kan inlezen is geen probleem, maar een andere spreadsheet die dat ook kan wel. Op dit ogenblik is dat geen discussie omdat algemeen wordt aangenomen dat gegevensformaten buiten de reikwijdte van de Softwarerichtlijn vallen.
Het valt dan ook ten zeerste te hopen dat het Hof van Justitie wel de uiteindelijke conclusie van de AG overneemt, maar niet diens redenering.