Een aantal eindgebruikers is verbaasd over het nieuwe licentiemodel van VMware voor het nieuwe virtualisatieplatform vSphere 5. Volgens de eindgebruikers leidt het nieuwe licentiemodel tot aanzienlijke prijsverhogingen als ze willen upgraden naar vSphere 5. Volgens drie Computable-experts,die veel kennis hebben van virtualisatie, heeft VMware een aantal redenen om een nieuw licentiebeleid voor vSphere 5 te hanteren.
Willem Joustra, ict-manager bij hogeschool TMO
Willem Joustra, ict-manager bij hogeschool TMO, zegt dat het nieuwe licentiemodel van VMware er al een paar jaar zat aan te komen. ‘Door de ontwikkelingen van de hardware kon je steeds meer virtuele machines (vm's) op een fysiek machientje draaien. Ik begon in 2003 met tien virtuelemachines op één fysieke server, met zes cores per cpu socket en bakken vol GB's aan RAM. Nu zijn veertig vm's op één fysieke server haalbaar. En dan heb je steeds minder VMware-licenties nodig.'
Daarom heeft VMware ingegrepen om zijn omzet te beschermen, aldus Joustra. ‘VMware maakt een grotere marge. In het statement zegt VMware dat 90 procent van de klanten niet duurder uit is, maar dat betekent dat aan 10 procent van de klanten meer wordt verdiend. Wie denkt dat dit model wordt geïntroduceerd om vSphere goedkoper te maken, komt dus bedrogen uit. Goed nieuws voor de aandeelhouders van VMware dus'.
Maar duidelijk minder goed nieuws voor de eindgebruiker, aldus Joustra. ‘De uitvinding van vRam in de licenties werkt zo: alle memory die je configureert voor je vm's tel je op. Komt dat boven de 32 GB? Meer licenties kopen! Dit is een opstapje naar afrekenen per vm. Al in 2003 adviseerde ik moederborden met zoveel mogelijk memory-bankjes. Moederborden met veel cpu sockets zijn duur en de cpu is niet de eerste beperkende factor voor prestaties van vm's. Zeker niet met die multi-cores van tegenwoordig. Een goedkoop supermicro-moederbord met goedkope memory-blokjes (want veel bankjes, dus geen dure 8 GB-blokjes nodig) kon daarom als een uitstekend en kostenefficiënt ESX-platform dienen. Tegen 2008 kon je op multi-cores makkelijk twintig vm's draaien met 4 GB ram elk, met een instaplicentie. Dit feest gaat niet meer op. Meer vm's? Meer licenties! Want een vm kan gewoon niet zonder vram. Mij hoor je echter niet klagen. Wij draaien al jaren op Hyper-V. We hebben nog een ESXi voor tests, maar ja, die kost ook niks.'
Martijn Baecke, technical consultant bij Inter Access
Martijn Baecke, technical consultant bij Inter Access, zegt dat er een verandering in het licentiemodel moest komen. ‘De technologische evolutie van processors (cores per processor) en het feit dat er veel meer geheugen in een server gestoken kan worden, heeft er uiteindelijk toe geleid dat VMware haar licentiemodel moest omgooien. Dat dit op dit moment negatieve reacties o levert, is begrijpelijk, maar het kan natuurlijk ook weer niet zo zijn dat voor niks de zon opgaat. De trend van de afgelopen jaren was dat je meer cores per processor kreeg en meer geheugen in een server kwijt kon. Het resultaat hiervan was dat je dus meer virtuele machines per server kon hosten, zonder dat je daar extra voor hoefde af te rekenen. Het aantal processors per server ging eerder omlaag dan omhoog, omdat het aantal cores per processor omhoog ging en je dus minder processosn nodig had. Voor VMware betekende dit dat klanten minder licenties afnamen om dezelfde hoeveelheid virtuele machines te kunnen hosten. Stel bijvoorbeeld een klant die vier jaar geleden met VMware is begonnen en toen om al zijn virtuele machines te kunnen hosten, acht servers met vier processors en 64 Gb geheugen implementeerde. Dit betekende dus 8 x 4 is 24 VMware VI3 Enterprise-licenties. Nu is die klant recentelijk gemigreerd naar nieuw hardware met de nieuwste recente versie (nog vSphere 4) en kunnen nu alle virtuele machines gehost woren op vier servers met twee processoren en 128 Gb geheugen. Dat betekent nu nog maar acht vSphere 4 Enterprise Plus-licenties. Dat is dus een aanzienlijke vermindering van de licentiekosten.'
Bij upgrade naar vSphere 5 Enterprise Plus zal de klant nu inderdaad vier licenties meer moeten gaan kopen in verband met de ‘vram tax' die erboven opkomt, aldus Baecke. ‘Dit is inderdaad een verhoging van de licentiekosten (twaalf in plaats van acht licenties), maar nog steeds duidelijk minder dan de koste, voor 24 licenties, die de beheerder moest maken voor VI 3. Moraal van het verhaal is dan ook dat de ‘vTax' gezien moet worden in de context van de evolutie van de serverhardware. Het was voor VMware niet meer haalbaar om licentie alleen op het model 'per processor' te licenseren. Dit zou er uiteindelijk in resulteren dat de inkomsten uit licenties, toch de levensader van het bedrijf, bleven dalen met de verbetering van processors en geheugen in servers. Dus ik kan de stap van VMware naar dit licentiemodel begrijpen. Waar ik minder begrip voor heb, is de manier waarop dit gecommuniceerd wordt en de mogelijkheid voor mensen om er rekening mee te houden. ‘Communcation is key' in deze. Het raakt bedrijven, en dus mensen, in de portemonnee. Misschien dat VMware dit op een subtielere manier had kunnen brengen of op een manier dat in eerste instantie iedereen werd ontzien (zoals de klant in het voorbeeld hierboven). Dan was het beter uit te leggen aan de gebruikers, liepen er misschien wel mensen te morren, maar ging de discussie uiteindelijkmeer over de nieuwe functionaliteiten in vSphere 5 dan over de kosten die het met zich meebrengt.‘
Gabrie van Zanten, virtualisatiespecialist en VMware vExpert
Gabrie van Zanten, virtualisatiespecialist en VMware vExpert, schrok eerst van de nieuwe licentiestructuur op basis van vram. ‘Maar als je het eens heel goed bekijkt, kom je erachter dat het best mee valt. Ik heb op mijn blog een artikel staan waarin ik kijk naar mijn huidige klantenkring die vooral in de kleine mkb-markt zit. Hier zie je dat de meesten gelijk blijven en vaak nog wat ademruimte overhouden. Veel commentaar komt op het feit dat als je de VMware-strategie volgt, waarbij je meer en meer vm's op een server gaat draaien (en dus meer ram nodig hebt), je nu duurder uitkomt. En in principe klopt dat ook wel, alleen is de verhoging veel minder dan dit op het eerste gezicht lijkt. Veel gebruikers vergeten, wanneer ze even snel een berekening maken van hoeveel extra licenties ze zouden moeten kopne, een aantal zaken.'
'De vSphere 4 Enterprise-licentie is gebaseerd op maximaal zes cores per cpu. Ga je nu naar meer ram in een host, dan zul je ook het aantal cores willen uitbreiden.' Ook in vSphere 4 had je dan al licenties moeten bijkopen en dat wordt nu nogal makkelijk vergeten in de vergelijking, aldus Van Zanten. ‘Het gaat om ‘assigned' ram, dus wat een vm maximaal mag gebruiken. Liever hadden we natuurlijk gezien dat het zou gaan op daadwerkelijk ram op host-niveaugebruik, maar door technieken als tps (transparent page sharing) leidt de combinaties van vm's tot verschillend daadwerkelijk ram gebruik en dan wordt het een heel vluchtig cijfer waar moeilijk mee te rekenen en te plannen valt. Daarnaast is er uit de huidige omgevingen nog wel wat ‘dood' ram te halen – ram dat aan vm's is toegekend en eigenlijk zelden gebruikt wordt. Voorheen maakte het niet zoveel uit als je veel meer ram uit zou delen dan daadwerkelijk benodigd, daar moet je nu dus wat preciezer in worden. Bij het bepalen van hoeveel vram je nodig hebt, wordt te makkelijk uitgegaan van het fysiek aanwezige ram in de host. Dit is niet correct omdat je ten eerste altijd een marge houdt om pieken op te vangen – de meeste designs houden 80 tot 85 procent aan als maximale ram-gebruik. Daarnaast heb je nog overhead door het gebruik van VMware HA, waarbij je het wegvallen van één of meer hosts wilt kunnen opvangen. Ook hiervoor calculeer je dus overcapaciteit in. Die overcapaciteit in hosts mag je qua vram optellen bij je totale pool. Als je dus normaal gesproken één host overhoudt , dan mag je de vram die aan die cpu-licentie gekoppeld is, doorschuiven naar de andere hosts.'
Van Zanten verbindt hieraan een aantal voorlopige conclusies. ‘De meeste klanten die nu hosts hebben staan die beneden de grens van 32 en 48 GB per cpu zitten, kunnen gratis over naar vSphere 5. Voor de gebruikers die hosts hebben met veel ram geheugen zal het even een rekensom zijn of zij wel of niet over die grenzen heen gaan en dus extra licenties moeten aanschaffen. Qua design is het dan belangrijk dat die overhead qua ram zoals boven beschreven meegenomen wordt. Tevens zal men rekening moeten houden met het feit of die hosts met zoveel ram nog steeds maar zes cores per cpu kunnen bevatten om de hele workload aan te kunnen. Meer cores had bij vSphere 4 enterprise ook al uitbreiding van licenties betekend.'
Best knap dat de heer Willem Joustra in 2003 al Hexacores had, aangezien dit pas in 2008 uitkwam. Tevens kwam pas in 2004 de Microsoft virtual server RC uit.
Tevens vind ik het ook knap dat na zoveel jaar ervaring te hebben mensen niet snappen dat je netwerk verkeer in bits rekent en grote van storage/ram in Bytes. Dus een verbinding is 1 Gigabit maar het heeft 24 GigaByte ram.
Tja, mijn tekst is een tikje geredigeerd waardoor er wat grote stappen worden gemaakt.
Uw opmerking over B en b kan ik niet helemaal plaatsen.
De zin moest zijn: Ik begon in 2003 met tien virtuele machines op één fysieke server. Met zes cores per cpu socket en bakken vol GB’s aan RAM nu, zijn veertig vm’s op één fysieke server haalbaar.
Want ook ik had in 2003 geen hexacores. Dat spreekt voor zich.