Telecom bedrijven klagen steen en been over verdiensten van service providers, die 'meeliften' op de bandbreedte van het netwerk. In plaats van uitsluiting, zou de telecom sector kritischer naar het eigen business model moeten kijken.
Slechts enkele jaren geleden was het buzzword: Triple play. Datanetwerk, televisie en telefonie voor thuis. Dat gold dan de vaste aansluitingen. Voor de mobiele telecoms zijn er soortgelijke combinaties: Data, gsm, sms, eventueel gekoppeld aan specifieke applicaties en services zoals backup, email, video. Dit zijn allemaal data driven services. Om efficiëntie redenen zijn signalen en informatie overdrachten van begin af aan al gedigitaliseerd op het mobiele netwerk; op het vaste netwerk geldt inmiddels nagenoeg hetzelfde. Dit verschijnsel heet 'conversie': Eén infrastructuur die alle diensten ondersteunt. De differentiatie in diensten betreft de 'toplaag' in het model, waarmee prijsdiscriminatie toepasbaar wordt. De prijs per byte voor spraak, sms en data verschilt immers en hangt ook af van het land waar je bent.
Door te 'roamen' kan een klant grensoverschrijdend gebruik maken van draadloze netwerken. De providers berekenen onderling forse verrekentarieven voor het gebruik van 'hun' netwerk. Deze kosten worden doorgeschoven naar de eindklant. Het doel van een Europese markt is echter competitieve prijsvorming, niet maximalisatie van de prijzen. Dus zijn er prijsplafonds ingesteld. 'Klanten van telecombedrijven kunnen nu als ze in het buitenland vertoeven, maandelijks voor maximaal vijftig euro aan megabytes downloaden op hun gsm. Willen ze meer, dan moeten ze dat uitdrukkelijk aangeven bij hun telecomaanbieder. Deze afspraken kwamen er nadat een Duitser die in Frankrijk op bezoek was, een Duits tv-programma op zijn telefoon had geladen en daarvoor een rekening van 46.000 eurohad gekregen”. (FD)
Er mist een rationale voor de prijsstelling van international roaming. De markt functioneert niet goed. De EU zal daarom een lager prijsplafond instellen (van 2 naar 0,5 euro per Mb in drie jaar). Dat drukt kosten, maar er ontstaat nog geen marktwerking.
Het business model van telecoms omvat de toegang tot het vaste netwerk (interlokaal), de toegang tot het mobiele netwerk en de eindaansluiting (beide lokaal), de billing of kostenberekening en facturatie en tenslotte de al of niet betaalde diensten. Dat brengt aan het licht dat de 'triple play' en wat dies meer zij, een schijnbusinessmodel is. Waarom schijn? Omdat het de conversie ontkent. Niet de technische optimalisatie, maar grip op de markt is de ontwerp-parameter. Echter, hierdoor ontstaat óók het door telecoms verfoeide 'lek' in het systeem. Wie namelijk telecom diensten aanbiedt via de 'datalaag' kan concurreren met de diensten van de telco's zelf, maar zonder de lasten van de harde infrastructuur en de billing te dragen.
Het businessmodel van de telco's is dus niet waterdicht, botst met Europese richtlijnen en bedoelingen en het benadeelt eindgebruikers. De technische vooruitgang haalt dit model in: het 'lek' benadeelt zelfs de telco's zelf. Daar kunnen ze filters tegenin brengen, maar filters straffen de klant voor het gebruiken van innovaties. Dat is waarde onttrekken aan de CVP.
Een moderner business model berekent kosten en opbrengsten daar waar ze ècht thuis horen, door resources en diensten in het model te scheiden en kosten en opbrengsten correct door te berekenen. Dat betekent: Kosten op infra en billing specificeren, niet verdisconteren met opbrengsten op diensten. Geen filters inbouwen tegen innovatieve concurrenten op dienstenniveau. Barrières zouden (investeringen in) innovatie immers afremmen. Zulke barrières zijn roofbouw op het model.
Als infrastructuur als resource mag gelden, dan kan de klant zelf capaciteit inkopen – en de echte kosten betalen – zonder gebonden te zijn aan de 'intermediair' die zijn provider nu is. De exclusiviteit die 'telco eigen billing' gunt aan het eigen netwerk, is marktverstorend. Voor de aansluitingen bij de klant – vast en mobiel – geldt dat evenzeer. De meerwaarde voor de klant (de CVP) zit immers in de werking van de diensten en die moeten op hun niveau concurrerend zijn. Ook bij langere afstand verbindingen (international roaming, data, spraak of sms) moet èchte concurrentie tussen infra providers mogelijk zijn. Niet de aanbieder van de dienst betaalt dan voor een schimmige 'toegang' op een netwerk, de eindgebruiker betaalt voor het èchte gebruik in MB.
De implicatie hiervan is dat de billing 'ontzuild' moet worden en dat de consument of klant een vrije en optimale keuze moet hebben voor het netwerk dat wordt gebruikt. Dat brengt een virtuele spotmarkt tot stand, waar de prijs afhankelijk is van netwerkbelasting en kwaliteit. De klant kiest dan zèlf voor de infra met optimale kosten/kwaliteit. Bij schaarste op het netwerk kan er een marktconforme prijs worden gevraagd. De klant betaalt dan afzonderlijk per dienst, per datapakket en per factuuritem. Het onafhankelijke billing bedrijf moet daarvoor vrij en per dienst netwerktoegang en services afnemen bij willekeurig welke infra-provider. De klant moet vóór afname van de dienst (gesprek, bericht, et cetera) keuze hebben en prijsinformatie krijgen. Eventueel kan zijn gebruikte apparaat volautomatisch keuzes maken, zoals de klant zijn voorkeuren heeft ingesteld.
Zelfs WiFi (wlan)-eigenaren kunnen deelnemen aan deze markt. Door de bandbreedte van een router met een uitstekend signaal tegen redelijke prijs aan voorbijgangers beschikbaar te stellen, ontstaat een spurt in innovaties en marktwerking die veel knelpunten in de wireless capaciteit kan wegnemen. Levensvatbare WiFi-dekking van verstedelijkte gebieden, zelfs een eind daarbuiten, wordt mogelijk. Zonder subsidies. Zo komt telecom-/internettoegang (er is geen verschil meer) ook beschikbaar voor nog veel meer mensen.
Als providers met een spotmarkt te maken krijgen, hebben ze een prikkel tot optimalisatie en innovatie. De spotmarkt maakt door de overheid opgelegde prijsplafonds overbodig. De 'grote' datatransporteurs worden in dit model netjes betaald voor gebruik van 'hun' infra. Er is geen barrière meer nodig voor service-providers zoals Youtube die teveel bandbreedte zouden claimen, noch voor 'WhatsApp' omdat dit een concurrent van sms zou zijn. Dat speelt in op het toenemend gebruik van tablets en smartphones.
Ontkoppeling van billingprocessen, infrastructuuraanbieders en serviceverleners is dus essentieel voor een open, competitieve, innoverende telecom sector. Nu pas schrikt de sector wakker. Hun business model is dringend aan innovatie toe. De toekomst van telecomproviders ligt in ontkoppeling. Alleen die biedt de kans op specialisatie, efficiëntie, innovatie en om daarmee technisch en economisch voorop te lopen.
Bravo!
Ik wil een abonnement met een data-provider op basis van MB/EUR en snelheidsindicaties en ik wil abonnementen met een paar service-providers die services aanbieden waar
de data-provider maar een ding mee mag doen: de data transporteren.
Kunt u dit ook aan een paar politici gaan uitleggen?
Alvast heel erg bedankt.
Billing op basis van data lijkt me heel redelijk (maar waarschijnlijk voor een aantal grootvgebruikers niet echt gewenst)
Billing op basis van schaarse lijkt me geen prettig vooruitzicht.
Schaarse kun je immer gemakkelijk creeren, door minder te investeren in infrastructuur, zo snijd het mes aan twee kanten.
Probleem blijft toch dat dergelijke grote organisaties hun busines gewoon zien als een melkkoe waar niemand aan mag zitten.
Voor inovativiteit is wel geld, maar geen plaats, want daarvoor moet je weer moeite doen om de impact te overzien.
@Marcus, ik denk dat Peter zijn verhaal juist bij de telecom providers moet neerleggen.
Die zijn vast al lang bekend met zijn inzichten, maar tenzij er sprake is van ernstige druk, blijven ze daar natuurlijk liever op hun stoel zitten.