Gerard Willemse, oprichter en ex-grootaandeelhouder van Inter Access, laat het er niet bij zitten. Hij stapt naar het Europese Hof voor de rechten van de mens in Straatsburg in een ultieme poging de zeggenschap over zijn bedrijf terug te krijgen. Dat zegt zijn advocaat Jerry Hoff van het kantoor Spigthoff naar aanleiding van de uitspraak van de Hoge Raad die het beroep van Willemse afwees. Hoff zegt onthutst te zijn over de uitspraak, waarin de Hoge Raad volgens hem ten onrechte een beroep op het Europese verdrag van de rechten van de mens naast zicht neerlegt.
Willemse verloor zijn beroep bij de Hoge Raad op 1 maart jongstleden. De hoogste rechtsprekende instantie van Nederland oordeelt dat de Ondernemingskamer in Amsterdam eind 2009 terecht de macht over Inter Access in handen heeft gelegd van Rabobank Participaties (Rapar) en het belang van Willemse heeft verwaterd zonder compensatie. Het tegengaan van een faillissement van de in zwaar weer verkerende onderneming uit Hilversum rechtvaardigde de inmenging van de Ondernemingskamer, aldus de Hoge Raad.
Cruijffiaans
Advocaat Jerry Hoff spreekt van de een onthutsende uitspraak van de Hoge Raad. Hij vertelt dat de Ondernemingskamer destijds rigoureus besloot dat aandeelhouder Rapar zijn belang mocht vergroten ten koste van de eigenaar, Gerard Willemse. 'Dit ingrijpende besluit, ongekend in Nederland, hebben wij laten toetsen door de Hoge Raad. Die heeft onze bezwaren afgewezen. Alleen, ik begrijp de motivatie niet. De raad stelt dat onder meer wij ons niet mogen beroepen op artikel één van het Eerste Protocol bij het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, omdat wij dit niet in ons pleidooi van eind december 2009 hadden aangevoerd. Maar het staat er gewoon in, met nota bene een verwijzing naar een artikel van een specialist op ondernemingsrecht! Secuur lezen is ook een kunst. Om Johan Cruijff aan te halen: 'Je gaat het pas zien als je het doorheb'.'
Genegeerd
Het geschil tussen de voormalige bestuursvoorzitter en de raad van bestuur en raad van commissarissen van Inter Access dateert van de tweede helft 2009. Op 31 december 2009 besloot de Ondernemingskamer het meerderheidsbelang van oprichter Willemse middels een conversie van een achtergestelde lening van Rapar te verwateren van 60 procent naar 11 procent. De meerderheid van de aandelen en daarmee de zeggenschap kwam daardoor in handen van investeerder Rapar, dat Inter Access daarna met extra financiële steun overeind heeft gehouden.
Hoff noemt de gang naar het Europese hof een principekwestie. 'De beslissing van de Ondernemingskamer is disproportioneel geweest. Door het rechterlijk ingrijpen is Willemse de facto onteigend. Zijn belang is verwaterd van 60 procent naar 12 procent, zonder dat daar een compensatie tegenover staat. Het voorkeursrecht van de aandeelhouder is hierbij volkomen genegeerd.'
Principekwestie
De raadsman van Willemse stelt verder dat Willemse in 2009 aangaf mee te willen doen met de reddingsactie van Inter Access onder dezelfde condities als Rapar. 'Onze indruk is dat hoe groot de zak geld ook was geweest die Willemse zou brengen, hij toch bewust buitengesloten zou worden. De hele gang van zaken wordt door ons betwist. Daarom stappen we naar het Europese Hof.' De advocaat en Willemse hebben, vanaf de uitspraak van de Hoge Raad, zes maanden de tijd om hun zaak aan het Hof voor te leggen.
Overigens loopt er nog een onderzoek naar de handel en wandel van Inter Access in 2009. De Ondernemingskamer wees in dezelfde uitspraak eind 2009 hiervoor een enquêteur aan in de persoon van Willem Jan van Andel. Deze jurist is inmiddels bezig met zijn onderzoek naar eventueel onoorbare gebeurtenissen. Hoff heeft goede hoop dat de resultaten nog voor de zomer 2011 worden gepresenteerd.
Daarnaast hebben zowel Willemse als Inter Access claims op elkaar ingediend.
factor = facto
onoorbare = onoirbare
Lijkt erop dat die advocaat van Willemse goed doorheeft hoe hij dit uit kan blijven melken…
Neem nu die uitspraak dat de rechtbank het beroep op artikel 1 EP ‘zomaar’ naast zich neer heeft gelegd. Dat hebben ze dus niet gedaan. 3.15 t/m 3.24 gaan allemaal over het feit of de uitspraak in overeenstemming is met het beroep op artikel 1 EP. Deels inderdaad over het feit dat het beroep zonder verdere onderbouwing eigenlijk geen beroep is, maar er wordt ook inhoudelijk een antwoord gegeven.
Zie ook:
http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx?snelzoeken=t&searchtype=ljn&ljn=BO7067