Als het gaat om harde techniek, zijn standaardisatie en certificering sleutelwoorden. NEN, ISO en DIN zijn daar schoolvoorbeelden van. Opmerkelijk genoeg leven deze thema’s bij softwareplatforms veel minder. Neem de laatste COBOL-standaard. Die dateert van 2002. Maar in heel veel gevallen gebruiken organisaties nog varianten uit de jaren tachtig of negentig.
Dat is ook wel enigszins begrijpelijk. COBOL is nauw verwant met de gesloten omgevingen met hun eigen specifieke kenmerken. Standaardisatie was geen issue, omdat één systeem alle processen in een organisatie ondersteunde.
Inmiddels leven we in een open wereld. Portabiliteit is nu cruciaal. Organisaties willen hun legacy-platforms kunnen verbinden met de nieuwe wereld van Microsoft, Linux en het internet. Dat is alleen goed mogelijk als organisaties kunnen werken met duidelijke standaarden. Veel organisaties keken in het verleden dan vooral naar hun leverancier. Die brachten ‘standaard’ compilers op de markt die meestal voorzien waren van leveranciergebonden extensies. Door die extensies zat een gebruiker toch weer vast aan de leverancier en zijn platform.
Dat het anders kan, bewijst Java, dat strikt gestandaardiseerd is en daardoor overal draait. Doordat Java in handen van één bedrijf is, is de Java-standaard gemakkelijk afdwingbaar. Dat is bij COBOL veel moeilijker. COBOL is van niemand en dus van iedereen.
Niettemin werkt de ISO op dit moment aan een nieuwe COBOL-standaard, die naar verwachting in 2012 naar buiten komt. Wellicht dat deze standaard de belangstelling voor standaardisatie in de softwarewereld weer een stimulans geeft. Als lid van de ISO/ANSI-commissie die de nieuwe COBOL-standaard vaststelt maak ik mij daar wel hard voor.