De faculteit Wiskunde en Informatica van de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e) gaat analysetools ontwikkelen om de efficiëntie te meten van cloud-infrastructuursoftware die IBM bouwt binnen EU-gefinancierd onderzoek. Hoogleraar Wil van der Aalst van de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e): 'Voor organisaties is het vaak een eye opener om te zien hoe processen in de realiteit verlopen.'
De TU/e neemt deel aan het Artifact-Centric Service Interoperation (ACSI) onderzoeksproject. Wat is het doel daarvan?
Het grootste probleem met SaaS is dat online dienstverleners allerlei diensten aan elkaar koppelen op een manier die tot problemen leidt en veel onderhoud vergt. Wanneer je online een reis boekt, dan verzenden op de achtergrond allerlei partijen elkaar berichten: luchtvaartmaatschappijen, verzekeringsbedrijven, autoverhuurders. Er hoeft maar één bericht in die keten verloren te gaan en het hele systeem werkt niet meer.
Het idee achter ACSI is om al die berichten te laten versturen naar één gemeenschappelijk 'prikbord'. Wanneer een bericht verloren gaat, kan de verzender zien dat het niet is aangekomen en het opnieuw versturen.
Wat is de rol van IBM binnen dit project?
Het bedrijf heeft vorig jaar een eerste prototype van een engine gebouwd, waarmee systemen kunnen worden gebouwd die werken volgens dit 'prikbord'-principe. Dat prototype is Siena gedoopt. De volgende versie gaat Barcelona heten. Voor IBM is dit project een mogelijkheid om onderzoek te doen naar de volgende generatie van de WebSphere Suite.
En wat gaat de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e) doen?
Er moeten ook tools komen om de efficiëntie van die engine te analyseren. Dat is de rol van de faculteit Wiskunde en Informatica van de TU/e, samen met de universiteit van Tartu in Estland. Onze onderzoeksgroep is wereldleider op het gebied van process mining. De kracht van 'process mining' is dat je niet uitgaat van procesmodellen, maar achterhaalt wat er écht gebeurt. We bouwen al sinds lange tijd aan ProM, een open-source framework voor het bouwen van process mining tools. Met de loggegevens die ProM oplevert kun je 'toveren'. Je kunt er processen sneller, met minder fouten en tegen lagere kosten mee laten verlopen.
Voor organisaties is het vaak een eye opener om te zien hoe processen in de realiteit verlopen. Meestal hebben ze vantevoren toch een wat naïef beeld daarover, terwijl de werkelijkheid weerbarstiger is. In procesmodellen komen niet altijd alle details aan de orde. Bovendien gaan die modellen over het ideale scenario. Dat maakt dat de overlap tussen model en realiteit vaak maar dertig à veertig procent blijkt te zijn. We hebben ProM binnen ongeveer honderd, meest Nederlandse organisaties toegepast, waaronder ASML, Rijkswaterstaat, Océ, diverse gemeentes, de Rabobank en Philips Healthcare. In dit project krijgen we de kans om ons meer te richten op processen tùssen organisaties.
Wordt Barcelona en de daarbij horende analysetool vrijgegeven onder een opensourcelicentie?
De engine die IBM ontwikkelt waarschijnlijk niet, maar de door ons ontwikkelde analysegereedschappen daarbovenop waarschijnlijk wel.
Is het niet vreemd dat IBM dat overheidsgeld gebruikt om software te ontwikkelen die niet wordt vrijgegeven onder een opensourcelicentie?
Sommige bedrijven zien open source als een bedreiging, maar IBM heeft er een volwassen relatie mee. Ze zien de opensourcegemeenschap als een mogelijkheid om ideeën uit te testen. De beste daarvan bouwen ze in binnen een commerciële omgeving. Dat zie je ook met ProM, dat door de TU/e ontwikkeld is. Tot nu toe zit er meer dan vijftig manjaar aan onderzoek in. Dat hebben we allemaal vrijgegeven onder een opensourcelicentie. Het is een grote kerstboom aan tools, waar naïeve eindgebruikers vrij snel de weg in kwijt raken. Diverse oudstudenten uit mijn vakgroep kijken hebben bedrijfjes opgericht. Voorbeelden zijn Fluxicon en Futura Process Intelligence. Ze houden de ontwikkelingen aan onze universiteit in de gaten en pikken de beste ideeën eruit. Daaromheen ontwikkelen ze producten, die ze voorzien van een duidelijke gebruikersinterface. Dat toont aan dat innovatieve bedrijven niet bang zijn voor open source.
Wil van der Aalst
Prof.dr.ir. Wil van der Aalst is hoogleraar informatiesystemen aan de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e). Daarnaast heeft hij een aanstelling binnen de BPM-groep van de Queensland University of Technology (QUT).
Zijn onderzoeksinteressen liggen op het gebied van workflow management, process mining, Petri nets, business process management, process modeling en procesanalyse. Van der Aalst heeft meer 115 wetenschappelijke artikelen en 15 boeken (als auteur en co-auteur) op zijn naam staan.
Zeer interessante ontwikkeling! Process mining kan beslist bijdragen om bedrijfsprocessen efficiënter te laten verlopen. Ik zit toch wel met enkele bedenkingen:
– Veel processen in organisaties onttrekken zich aan IT-systemen (bellen, meetings, informele gesprekken bij de koffie) en/of worden ongestructureerd via e-mails en andere communicatiekanalen uitgevoerd. Mensen zijn nu eenmaal geen programmeerbare wezens al doen IT-ers en Noord-Koreaanse despoten steeds verwoede pogingen om hen in het gareel te krijgen.
– Als de ‘bottlenecks’ in processen in kaart zijn gebracht, blijft natuurlijk de vraag HOE de processen te verbeteren? Geeft process mining ook antwoord op of inzicht in WAAROM deze processen op een bepaalde, inefficiënte wijze verlopen?
Bij Pallas Athena werken we samen met de TU/e aan een algoritme om gaten in de geminede processen te vinden, omdat dit vaak de plaatsen zijn waar handmatige activiteiten hebben plaatsgevonden., Via een wiard kan de gebruiker deze handmatig tussenvoegen, inclusief geschatte of gemeten statische informatie over bewerkingstijden. Daarmee kunnen geminde processen worden verrijkt met handmatige niet-geminede stappen.
De “waarom” vraag zal nooit automatisch beantwoord kunnen worden. Maar feit is wel dat veel waarom vragen zonder mining überhaupt niet gesteld worden, omdat men het proces onvoldoende doorgrondt.
Wat wel kan is dat we inmiddels door slimme toepassing van wetenschappelijk onderzoek redelijk kunnen voorspellen wat het verbeterpotentieel van processen is.