Een onderzoeksconsortium onder leiding van IBM Research in het Israëlische Haifa ontwikkelt nieuwe technieken en tools om gemakkelijker, sneller en goedkoper diensten via het internet aan te bieden. De Europese Unie betaalt zo’n driekwart van de onderzoekskosten en daarnaast de totale organisatiekosten. In totaal is er 4,6 miljoen euro met het project gemoeid.
‘Het grootste probleem rond SaaS is dat online dienstverleners allerlei diensten aan elkaar koppelen op een manier die problemen veroorzaakt en veel onderhoud vergt’, zegt hoogleraar Wil van der Aalst van de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e), wiens onderzoeksgroep bij het onderzoek betrokken is. ‘Wanneer je online een reis boekt, dan verzenden op de achtergrond allerlei partijen elkaar berichten: luchtvaartmaatschappijen, verzekeringsbedrijven, autoverhuurders. Er hoeft maar één bericht in die keten verloren te gaan en het hele systeem werkt niet meer.’
Volgende generatie WebSphere
‘Het idee achter Artifact-Centric Service Interoperation (ACSI) is om al die berichten te laten versturen naar één gemeenschappelijk ‘prikbord’. Wanneer een bericht verloren gaat, kan de verzender zien dat het niet is aangekomen en het opnieuw versturen.’
IBM heeft vorig jaar een eerste prototype van een engine gebouwd, waarmee systemen kunnen worden gebouwd die werken volgens dit ‘kladbord’-principe. Dat prototype is Siena gedoopt. De volgende versie gaat Barcelona heten. Van der Aalst: ‘Voor IBM is dit project een mogelijkheid om onderzoek te doen naar de volgende generatie van de WebSphere Suite.’
TU/e levert process mining
De bijdrage van de TU/e ligt op het gebied van process mining. ‘Door het analyseren van diensten op basis van hun daadwerkelijk gebruik, kunnen knelpunten en afwijkingen in kaart gebracht worden. Daarnaast kunnen process mining technieken gebruikt worden voor het sneller realiseren van diensten die goed aansluiten bij lopende bedrijfsprocessen.’
Naast de faculteit Wiskunde en Informatica van de TU/e zijn nog een aantal universitaire onderzoeksgroepen bij het onderzoek betrokken waaronder de Sapienza Universita degli Studi di Roma, de Free University of Bozen-Bolzano, het Imperial College in Londen en de University of Tartu uit Estland. Behalve IBM zijn nog twee bedrijven bij het onderzoek betrokken: Indra Software Labs en Collibra.
Van der Aalst: ‘Indira is een heel groot Spaans softwarebedrijf, dat delen van de engine zal bouwen. Collibra is een spinoff van de universiteit van Brussel. Het is een klein bedrijf, dat pilots gaat draaien bij andere gebruikers dan de klanten die IBM al aanlevert.’